EHBO inspiratieles

Inspiratieles EHBO
M. Goossens
05-02-2024
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Inspiratieles EHBO
M. Goossens
05-02-2024

Slide 1 - Diapositive

Waar staat EHBO voor?
A
Eerste hulp bij opvoeden
B
Eerste handen bij opvoeding
C
Eerste hulp bij ongelukken
D
Eerste handen bij ongelukken

Slide 2 - Quiz

timer
2:00
Wat weet je over
EHBO?

Slide 3 - Carte mentale

Heb jij al een keer EHBO moeten toepassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

De 5 regels...
1. Let op gevaar.
2. Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert.
3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
4. Zorg voor professionele hulp.
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wie weet het meest over EHBO?

Beantwoord de vragen juist!

Slide 8 - Diapositive

Er is iemand buiten bewustzijn, wat is het eerste dat je doet?
A
Vragen aan iemand wat er is gebeurd
B
Kijken of de omgeving veilig is
C
Reanimeren
D
In het gezicht van het slachtoffer slaan

Slide 9 - Quiz

Je ontdekt dat het bewusteloos persoon geen ademhaling meer heeft, wat doe je?
A
Vragen aan iemand wat er is gebeurd
B
1-1-2 bellen
C
Reanimeren
D
Persoon laten liggen en weglopen

Slide 10 - Quiz

Als je gaat reanimeren, hoeveel borstcompressies en hoeveel beademingen moet je doen?
A
30 borstcompressies en 3 beademingen
B
30 borstcompressies en 2 beademingen
C
40 borstcompressies en 3 beademingen
D
40 borstcompressies en 2 beademingen

Slide 11 - Quiz

Wat is de naam van een steundoek als iemand een gebroken arm heeft?
A
Nutella
B
Salmonella
C
Platella
D
Mitella

Slide 12 - Quiz

Mag jij als eerstehulpverlener een mitella aanleggen bij een slachtoffer?
A
Ja, indien nodig!
B
Nee, mag niet.

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we de greep waarmee we een slachtoffer kunnen verplaatsen?
A
De rautek
B
Brandweergreep
C
De Zach
D
Katame

Slide 14 - Quiz

Waarom behandel je het slachtoffer het liefst op de plaats waar het slachtoffer ligt?
A
Omdat het slachtoffer te zwaar is
B
Zodat het slachtoffer zichtbaar is voor anderen
C
Om erger letsel te voorkomen
D
Omdat de kleren van het slachtoffer stuk kunnen gaan

Slide 15 - Quiz

Het slachtoffer ligt op de rug en moet braken. Wat doe je?
A
Het hoofd opzij draaien
B
Het lichaam op de zij draaien
C
Het lichaam op de buik draaien
D
Het slachtoffer laten liggen

Slide 16 - Quiz

Het slachtoffer heeft een wond die ernstig bloed. Het bloed spuit eruit. Wat doe je?
A
Druk geven op de wond
B
Een snelverband aanleggen
C
Een drukverband aanleggen
D
Het verhaal aanhoren van het slachtoffer

Slide 17 - Quiz

Als een slachtoffer buiten bewustzijn is en een ademhaling heeft, leg je het slachtoffer in een bepaalde houding. Hoe heet deze houding?
A
Rautek
B
Heimlich
C
Stabiele zijligging
D
Buikdraai

Slide 18 - Quiz

Wanneer spreken we van een shock?
A
Als de bloeddruk te laag is
B
Als de hartslag te laag is
C
Wanneer het slachtoffer hersenschade heeft
D
Als het slachtoffer niet meer kan praten

Slide 19 - Quiz

Wat is de oorzaak van een shock?
A
Bloedverlies
B
Infecties
C
Vochtverlies bij brandwonden
D
Extreem vochtverlies bij inspanning

Slide 20 - Quiz

Wat is het eerste wat je doet als iemand last krijgt van zijn hart?
A
1-1-2 bellen
B
Reanimeren
C
Iemand op de grond neerleggen uit voorzorg
D
Iemand vragen of er iets is gebeurd

Slide 21 - Quiz

Wat is een kneuzing?
A
Spieren en bindweefsel tussen botten zijn beschadigd
B
Gewrichten zijn beschadigd
C
Spieren zijn gescheurd of beschadigd
D
Gewrichtsbanden en het -kapsel zijn uitgerekt of gescheurd

Slide 22 - Quiz

Wat is een verzwikking?
A
Spieren en bindweefsel tussen botten zijn beschadigd
B
Gewrichten zijn beschadigd
C
Spieren zijn gescheurd of beschadigd
D
Gewrichtsbanden en het -kapsel zijn uitgerekt of gescheurd

Slide 23 - Quiz

Tijdens een voetbalwedstrijd breekt Jantje zijn been. Wat moet je absoluut niet doen?
A
1-1-2 bellen
B
Vragen wat er is gebeurd
C
De wond aanraken om te kijken hoe ernstig het is
D
Slachtoffer verplaatsen om verder te kunnen spelen

Slide 24 - Quiz

Nu gaan wij aan de slag!

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Wat ga je doen?
Rautek vanaf een stoel:
Het slachtoffer gaat op een stoel zitten. De hulpverlener gaat het slachtoffer van de stoel af tillen en op de grond leggen met de rautek.

Let op het hoofd van het slachtoffer als je het hoofd op de grond legt. Zorg dat je het hoofd ondersteunt.

Slide 27 - Diapositive

Wat ga je doen?
Rautek vanaf de grond:
Het slachtoffer ligt op de grond. De hulpverlener gaat het slachtoffer in een zittende houding zetten en vervolgens de rautek toepassen om daarna omhoog te kunnen tillen.

Let op: je tilt de ander niet omhoog als je dat niet fijn vindt. Dan doe je de oefening en stop je op het moment dat je moet tillen. 

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Wat ga je doen?
Controleren ademhaling door kinlift
De hulpverlener controleert bij het slachtoffer de ademhaling door de kinlift toe te passen. Draai daarna de rollen om.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Wat ga je doen?
Stabiele zijligging: 
  1. Kniel aan de kant waar het slachtoffer naartoe kijkt.
  2. De dichtsbijzijnde arm leg je in een hoek van 90 graden ten opzichte van het lichaam. 
  3. De andere hand buig je over het lichaam waarbij je de handrug tegen de wang van het slachtoffer legt. 
  4. Het verste been trek je omhoog waarbij de knie omhoog staan en de voet op de grond. 
  5. Trek het verste been naar je toe door de knie naar je toe te trekken. Draai door tot de elleboog van het slachtoffer de grond raakt. 
  6. Het gebogen been en de heup moeten een rechte hoek vormen.
  7. Indien nodig kun je het gezicht nog wat naar achteren schuiven.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Wat ga je doen?
Het slachtoffer heeft zich verslikt en stikt..
Gebruik de aanwijzingen uit het filmpje om het slachtoffer te helpen. Let op: wees voorzichtig met elkaar. 

Slide 34 - Diapositive

Wat heb je geleerd
vandaag?

Slide 35 - Carte mentale