De Olympische winterspelen

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 11 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag
- Oorsprong olympische (winter)spelen
- De sporten
- Nederland

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Olympische Winterspelen
- 1896: de eerste moderne Olympische Spelen in Athene. Geïnspireerd door het gelijknamige Griekse evenement in de Oudheid. 
- 1924: de eerste wintereditie van de Spelen werd in Chamonix-Mont-Blanc gehouden. 

Slide 5 - Diapositive





In eerste instantie werd besloten om de wintereditie in hetzelfde jaar als de zomereditie te organiseren, deze traditie werd tot 1992 voortgezet, sinds 1994 worden de Winterspelen tussen de Zomerspelen gehouden.
Waar worden de Olympische winterspelen in 2022 gehouden?
A
Zwolle
B
Tokio
C
Peking
D
Pyeongchang

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel sporten en hoeveel disciplines worden er gedaan op de Olympische winterspelen?
A
5 sporten met 9 disciplines
B
12 sporten met 14 disciplines
C
24 sporten en 154 disciplines
D
7 sporten en 15 disciplines

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke olympische wintersporten weet je?

Slide 8 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biatlon

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biatlon is een gecombineerde sport, de combinatie bestaat uit ... en ...
A
Langlaufen en geweerschieten
B
Langlaufen en bowlen
C
Skiën en geweerschieten
D
Skiën, hardlopen en curling

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet je doen als je schoten mist?
A
Niets, je moet 5 doelen raken om door te mogen.
B
Een strafronde langlaufen
C
10 pushups
D
Een liedje zingen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Curling

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van het vegen?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor schoeisel dragen de deelnemers van dit onderdeel?
A
Hun zondagochtend sloffen
B
Gucci slippers
C
Hun eigen schoenen met aangepaste gladde zolen
D
Schoenen waarbij een zool glad is en een zool stroef

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ijshockey

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel spelers spelen er tegelijk bij een ijshockeywedstrijd? (inclusief keeper)
A
6 spelers
B
12 spelers
C
11 spelers
D
7 spelers

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slee sporten 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De sleesporten op de Olympische spelen bestaan uit:
A
Langlaufen en geweerschieten
B
Rodelen en bobslee
C
Rodelen, bobslee en skeleton
D
Ik heb niet genoeg tijd om het op te zoeken op Wikipedia

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor snelheden kunnen bij het bobsleeën bereikt worden?
A
+/- 80 KMPH
B
+/- 150 KMPH
C
+/- 100 KMPH
D
+/- 125 KMPH

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De snelheid van een bobslee is afhankelijk van?
A
De glijders van de bobslee
B
De aerodynamica van de bobslee
C
Totale gewicht van de deelnemers en de bobslee
D
Al het bovenstaande is juist

Slide 25 - Quiz

Naast het aanduwen bij de start is er tijdens een bobsleewedstrijd één kracht die er voor zorgt dat de bobslee snelheid maakt, de zwaartekracht (FZ) (zie figuur 1). Deze zwaartekracht heeft een component die loodrecht op de helling staat (FZ * cos α) en een component die parallel loopt aan de helling (FZ * sin α). De normaalkracht (FN) is de kracht di loodrecht op het raakvlak met het voorwerp (in dit geval de helling) werkt. Aan de zwaartekracht zit een maximum aangezien er regels zijn verbonden aan het gewicht van de bobslee. Het maximum gewicht van de bobslee, inclusief atleten en uitrustingen, is voor de twee- en viermansbob respectievelijk 390 en 630 kg.

Om de luchtweerstand zo laag mogelijk te houden wordt er door alle bobsleeteams hard gewerkt aan de aerodynamica van de bobslee. Door de vorm van de bobslee aan te passen kan de luchtweerstand worden verminderd (net zoals bij een vliegtuig). Aan de TU Delft werd onderzoek gedaan naar de meest aerodynamische bobsleeconfiguratie [1]. Hier kwam uit dat de helm van de piloot, de spleet aan de zijkant van de bobslee en de houding van de bemanning wezenlijke invloed hadden op de aerodynamische weerstand van de bobslee (Nando Timmer, 2006). Tijdens de Olympische Spelen van Vancouver werd de Nederlandse bobslee zelfs ingesmeerd met een gladde weerstandverminderende coating.
Bobsleeën
In 1952 werd er een maximumgewicht ingesteld voor de combinatie van de slee en de deelnemers.

Slide 26 - Diapositive

Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw veranderde de sport. Het werd duidelijk dat de start van het grootste belang was. Sterke en snelle atleten uit andere disciplines werden ingezet om de slee bij het begin van de run een flinke duw te geven. In 1952 werd er een maximumgewicht ingesteld voor de combinatie van de slee en de deelnemers. Indien het totaalgewicht beneden het maximaal toegestane gewicht blijft, is het toegestaan door het meevoeren van ballast het gewicht op te voeren tot het maximum. Dit werd het einde van de zwaardere bobsleeërs.
Schaatsen

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het onderdeel schaatsen gaat altijd om 'zo snel mogelijk'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem zoveel mogelijk bekende nederlandse langebaanschaats(t)ers

Slide 30 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Patrick Roest en Sven Kramer

Shorttrack
In tegenstelling tot het langebaanschaatsen is de absolute tijd van een rijder niet van belang. Vier tot zes rijders starten tegelijk en de rijder die als eerste finisht wordt als winnaar aangewezen. 

Naast techniek en conditie hebben shorttrackers ook behendigheid, tactiek en acceleratievermogen nodig. 

Slide 32 - Diapositive

Shorttrack staat bekend om spectaculaire inhaalacties, waarbij onder meer binnendoor en buitenom ingehaald wordt, vaak met de hand aan het ijs in de bochten.

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Skiën en snowboarden

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je valt dan kunnen je skies vanzelf uitgaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je valt dan gaat je snowboard vanzelf uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat denk je dat de hoogst behaalde snelheid is die tijdens het snowboarden is gemeten?

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zou jij een tof onderdeel vinden om aan deel te nemen op de Olympische winterspelen?

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zou jij een tof onderdeel vinden om aan deel te nemen op de Olympische winterspelen?

Slide 43 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions