Hoofdstuk 5 Sparen

Hoofdstuk 5 
Sparen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
M&MVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 
Sparen

Slide 1 - Diapositive

Sparen jullie? Hebben jullie een doel om voor te sparen?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Waarom spaar je voor iets?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is spaargeld?
A
geld dat over is aan het einde van de maand
B
geld op je lopende rekening
C
geld bewaren voor later
D
geld dat je tekort komt aan het einde van de maand

Slide 4 - Quiz

Waarom spaar je?
Aan het einde van de maand houd je soms geld over, dit kun je sparen en op je spaarrekening zetten. 

Geld sparen betekent; je geeft het geld nu niet uit.
Sparen = geld bewaren voor later.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Waarom sparen mensen?

Slide 7 - Question ouverte

Waarom spaar je geld voor plotselinge uitgaven?
A
er kan een duur apparaat in huis kapot gaan
B
een duur apparaat kopen kan zorgen dat je aan het einde van de maand geld tekort hebt
C
je hebt altijd geld achter de hand voor plotselinge onmisbare apparaten in huis
D
je hebt geld om de auto te laten maken wanneer deze plotseling kapot is gegaan

Slide 8 - Quiz

Manieren van sparen
-Thuis 
Voordeel: het is gemakkelijk. Je stopt het geld in een spaarpot. Of je vraagt je ouders of ze het willen bewaren. Je kunt tellen hoeveel je hebt.
Nadeel: Je komt snel in de verleiding om het geld te pakken.

-Op de bank
Voordeel: Je krijgt rente over het bedrag dat op je spaarrekening staat. Dit is een soort beloning die de bank je geeft omdat je spaart.

Slide 9 - Diapositive

Wat is rente ontvangen?

Slide 10 - Question ouverte

Op welke manieren spaar jij?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is een voordeel van thuis sparen?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een nadeel van thuis sparen?

Slide 13 - Question ouverte

Voorbeeld van rente krijgen
Je krijgt een geldbedrag over het geld dat op je spaarrekening staat.

Voorbeeld:
Er staat 100 euro op je spaarrekening. 
Je krijgt 2% rente per jaar.
1% van 100 euro is 1 euro. 
Je krijgt 2% rente over je geld. 
Dat is dus in dit geval 2 euro.

De bank geeft jou 2 euro rente over jouw spaargeld als beloning voor het sparen. Daar hoef je niets voor te doen.

Slide 14 - Diapositive

Als je spaart. krijg je inkomsten.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je krijgt.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Hoe korter je geld op je spaarrekening staat, hoe hoger het bedrag aan rente.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Soorten spaarrekeningen
Vrij opneembaar:
Je kunt spaargeld opnemen wanneer je wilt.

Vaste looptijd: 
Je zet je spaargeld voor langere tijd vast. 
Dat levert meer rente op. Hoe lang je het vastzet, spreek je af met de bank.

Periodiek sparen:
je bent verplicht om elke maand een vast bedrag te sparen.

Jongeren spaarrekeningen

Slide 18 - Diapositive

Welke spaarrekening heeft jou voorkeur?
A
Vrij opneembaar
B
vaste looptijd
C
periodiek sparen
D
speciale jongeren spaarrekening

Slide 19 - Quiz

Wat lever het sparen jou op?

Slide 20 - Question ouverte