28.01.2025

-28.01.2025

Startaufgabe KEUZEVOORZETSELS
herhaling keuzevoorzetsels 

meerkeuzevragen en beweringsvragen
1 VRAAG SAMEN OEFENEN
EINDEXAMENSITE EXAMEN 


1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

-28.01.2025

Startaufgabe KEUZEVOORZETSELS
herhaling keuzevoorzetsels 

meerkeuzevragen en beweringsvragen
1 VRAAG SAMEN OEFENEN
EINDEXAMENSITE EXAMEN 


Slide 1 - Diapositive

Ik beheers de keuzevoorzetsels
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Keuze
keuzevoorzetsels gemakkelijk? Maak de test op mevrouw Duits

Extra uitleg? volg de LessonUP

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Keuzevoorzetsels (Wechselpräpositionen)

Slide 5 - Diapositive

Wat weten jullie al van keuzevoorzetsels?

Slide 6 - Carte mentale

Wanneer krijg je een Dativ / Akkusativ bij de keuzevoorzetsels? 
Dativ (3e naamval)
Akkusativ (4e naamval)

Slide 7 - Question de remorquage

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de Dativ (3e naamval)? [meerdere antwoorden]

A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 8 - Quiz

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de Akkusativ (4e naamval)?
A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 9 - Quiz

De theorie

Slide 10 - Diapositive

Keuzevoorzetsels 
an
aan/op (alleen bij dagen)
auf
op
hinter
achter
neben
naast
in 
in/binnen
über
over
unter
onder
vor
voor 
zwischen
tussen

Slide 11 - Diapositive

De keuzevoorzetsels kunnen zowel een Dativ (3e naamval) of een Akkusativ (4e naamval) zijn. Maar wanneer maak je gebruik dan de Dativ en wanneer van de Akkusativ?

Slide 12 - Diapositive

Dativ
Dativ = rust, ergens zijn.

Je kunt de vraag: Wo (waar)? stellen


Die Zeitung liegt auf dem Tisch. 
Akkusativ
Akkusativ = beweging, ergens heen. 

Je kunt de vraag: Wohin (waarheen)? stellen

Sie wirft die Zeitung auf den Tisch (m). 

Slide 13 - Diapositive

üben, üben, üben

Slide 14 - Diapositive

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Der Ball rollt unter das Auto (o).
Die Kreditkarte liegt in dem (im) Hotelzimmer (o).
Ich wohne über dem Geschäft (o).
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m).
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m).

Slide 15 - Question de remorquage

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage (v)

Slide 16 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage (v).
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'staat' is geen beweging. Je kunt vragen 'waar'? Dus Dativ (3e naamval) vrouwelijk.

Dus: Das Auto steht vor der Garage (v)

Slide 17 - Diapositive

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 18 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus Akkustiv (4de naamval) mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 19 - Diapositive

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 20 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus Dativ (3e naamval).

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).

Slide 21 - Diapositive

Das Bild hängt an d.... Wand (v).
A
die
B
der

Slide 22 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
an (aan) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? Antwoord: aan de muur. 
Dus Dativ (3e naamval) vrouwelijk.

Dus: Das Bild hängt an der Mauer (v).

Slide 23 - Diapositive

Vul in.
Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).

Slide 24 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
auf (op) = keuzevoorzetsel
Het gaat hier om een beweging (iets neer leggen). 
Dus Akkusativ (4e naamval.)

Dus: Ich lege deinen Schlüssel auf den Tisch.


Slide 25 - Diapositive

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 26 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?', zich bevinden, dus Dativ (3e naamval)

Dus: Stehst du immer so lange vor dem Spiegel?

Slide 27 - Diapositive

Vul in.
Ich warte (voor de) Apotheke (v).

Slide 28 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?'. Dus 3e naamval.

Dus: Ich warte (voor de) Apotheke (v).
1de naamval -> die (1)                 der (3).
Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 29 - Diapositive

Vul in.
Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.

Slide 30 - Question ouverte

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
auf (op) = keuzevoorzetsel
'gaan zitten' is een beweging. Dus 4e naamval.

Dus: Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.
1de naamval -> die (1)                 die (4).
Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 31 - Diapositive

meerkeuzevragen CITO
  • staan in alfabetische volgorde
  • bevatten altijd pindakaas- antwoorden
  • Pas wetenschappelijke inzichten toe bij het beantwoorden van meerkeuzevragen.




Slide 32 - Diapositive

stappenplan ABCD vragen
  1. titel, plaatje intro >>>>>>>>>>GL
  2. vraag lezen (niet de antwoorden) + tekstdeel aanstrepen
  3. tekst lezen + signaalwoorden markeren
  4. waar staat het antwoord? zelf formuleren
  5. pindakaas antwoorden eruit
  6. frequentie, elementen controleren, GL

Slide 33 - Diapositive

Tip ABCD vragen
Versterkingen worden vaak gebruikt om foute antwoorden te formuleren.
Voorbeelden:.  nur, alles, völlig, mehr (mehr X als Y), vor allem

Slide 34 - Diapositive

Welke titel hoort bij deze tekst?
Die Angst vor dem Zahnarzt ist weit verbreitet. Wie Zahnärzte ihren Patienten helfen können, haben Forscher der Universität Jena ermittelt: Schon Maßnahmen wie Musikhören, Entspannungsübungen, Ablenkung oder ausführliche Beratung vor und während der Behandlung zeigten positive Effekte. Am wirksamsten war Hypnose. Die Forscher wollen Zahnmediziner bestärken, bei ängstlichen Patienten auch nicht-medikamentöse Maßnahmen zu ergreifen. 

Slide 35 - Diapositive

1 Welke titel hoort bij deze tekst?
A
Entspannt beim Zahnarzt
B
Neues Studium zum Zahnarzt
C
Schwierige Vorbereitungen
D
Tabletten sind tabu

Slide 36 - Quiz

beweringsvragen
  1. streep  zoektermen aan in de beweringen.
  2.  bij signaalwoorden staan vaak antwoorden.
  3. kloppen alle elementen?
  4. slim gokken ( GL, versterkenden woorden)

Slide 37 - Diapositive

Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst.
  1 Het aanbod om stage te lopen bij de politie is uitsluitend gericht aan leerlingen van scholen in Berlijn en Brandenburg. 
2 De stage bij de politie is gericht op het ondersteunen bij kantoorwerkzaamheden.
3 Geïnteresseerde leerlingen kunnen zowel per e-mail als per brief naar een stageplek solliciteren.
4 Sollicitanten met een strafblad worden buiten beschouwing gelaten. 

Slide 38 - Diapositive