week 23 - muy en mucho

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
Módulo pág. 36, 37, 38
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
P.promper@omosghelmond.nlMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
Módulo pág. 36, 37, 38

Slide 1 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

Slide 2 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas
vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas

Slide 3 - Diapositive

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

Slide 4 - Diapositive

Unos ejemplos

  • Me gusta mucho leer
  • En el armario hay muchos libros.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.



Slide 5 - Diapositive

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................

Slide 6 - Diapositive

Ana tiene ____________(veel) amigos.

Slide 7 - Question ouverte

Pepe estudia __________ (teveel).

Slide 8 - Question ouverte

En el instituto hay _________ (weinig) alumnos.

Slide 9 - Question ouverte

Mis padres trabajan ___________ (teveel).

Slide 10 - Question ouverte

Wanneer gebruik je "muy"?

Slide 11 - Question ouverte

Vul in de volgende dia's in:
muy/mucho/mucha/muchos/muchas

Slide 12 - Diapositive

Carmen tiene __________ dinero.

Slide 13 - Question ouverte

En el centro hay _________ tiendas.

Slide 14 - Question ouverte

Mi hermano es _________ simpático.

Slide 15 - Question ouverte

Siempre como _________ fruta.

Slide 16 - Question ouverte

En la calle hay __________ coches.

Slide 17 - Question ouverte

Mis amigos están ___________ alegres.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Lien