Ateliers 5.1 / 5.2 - le genre

Branché 2
Atelier 5

VT3

Le genre
(masculin / féminin)
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Branché 2
Atelier 5

VT3

Le genre
(masculin / féminin)

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan jullie doen in deze les?
  • Jullie activeren eerst van jullie voorkennis (herhaling leerjaar 1/2) aan de hand van enkele oefeningen.
  • Daarna krijgen jullie een bondige instructie over de nieuwe stof, waarbij je ook enkele oefeningen maakt.
  • Ten slotte ga je aan de slag met de exercices uit Ateliers 5.1 en 5.2.

Slide 2 - Diapositive


In het Nederlands onderscheiden we drie grammaticale geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Hoeveel kent het Frans er?
A
een
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 3 - Quiz

Het Frans kent dus twee geslachten: mannelijk (masculin) en vrouwelijk (féminin). Maak onderstaand schema van lidwoorden compleet.
ev. bepaald
ev. onbepaald
mv. bepaald
mv. onbepaald
masculin
féminin
le
la
une
un
les
les
des
des

Slide 4 - Question de remorquage


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Herstal et Visé sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)

Slide 5 - Question ouverte


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Visé et Tongres sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)
In de vorige slide had je telkens te maken met een 'regelmatige' vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord: er wordt alleen een -e toegevoegd aan de mannelijke vorm (grand > grande etc.)
In het Frans zijn er echter ook een aantal veelgebruikte 'onregelmatige' vormen, waarbij je aan de mannelijke vorm meer moet veranderen dan alleen het toevoegen van een -e
Kies nu de juiste vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord in onderstaande zinnen (steeds in het enkelvoud). zie volgende slide --->

Slide 6 - Question ouverte


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Visé et Tongres sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)
1. Christine est une ... élève. (bon)
2. La ... classe existe toujours dans les trains en Frans. (premier)
3. Ma ... grand-mère aura bientôt 100 ans. (vieux)
4. Après son mariage avec un homme très riche, ma voisine était ... . (heureux)
5. Notre prof de français est une femme très ... . (gentil)
6. Depuis quelques semaines, il y a une ... élève dans notre groupe. (nouveau)
7. La Maison-... , la résidence officielle du président des États-Unis, à se trouve Washington D.C. (blanc)

Slide 7 - Question ouverte

Nieuwe stof (deel 1)
  • Bestudeer nu de grammaticale instructie in de paarse kaders op pp. 187 en 188 van atelier 5. Let op p. 188 goed op de opbouw van de uitleg.
  • Maak nu exercices 10, 11 en 12 op pp. 188-190.
  • We controleren de oefeningen aan het begin van de les van volgende week.
  • Vragen? Stel ze in de chat.

Slide 8 - Diapositive

Nieuwe stof (deel 2)
Behalve bij het lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord kennen ook sommige zelfstandige naamwoorden een vrouwelijke vorm. Enkele voorbeelden uit het Nederlands: docent > docente, acteur > actrice, schrijver > schrijfster.
Ook in het Frans bestaan dergelijke vrouwelijke vormen van het zelfstandig naamwoord, zij het met veel meer variaties dan in het Nederlands.

  • Bestudeer nu de grammaticale instructie op pp. 201-202 van Atelier 5 en vul het schema op p. 202 aan.
  • Noteer met potlood een vertaling van ieder woord dat je nog niet kent, zowel op p. 201 als p. 202.
  • Maak daarna ex. 11, 13 en 12 (in deze volgorde) van pp. 202-203.
  • Vragen? Stel ze in de chat.

Slide 9 - Diapositive

Afronding
  • Heb je vragen, stel ze dan direct.
  • De complete uitleg vind je ook terug in het heel duidelijke grammaticaoverzicht achter in Contacts, op pp. 130-131 en 138-141. 
  • Volgende week starten we met een nabespreking van de hier behandelde grammatica en controleren we de 6 huiswerkopdrachten die hierbij horen.

Bon travail et à bientôt!

Slide 10 - Diapositive