V4 - Les 3 - presentarse + lugar + estar

Vas a ver un vídeo sobre una fiesta


Contesta a las preguntas en holandés en la hoja de la profe
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Vas a ver un vídeo sobre una fiesta


Contesta a las preguntas en holandés en la hoja de la profe

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Un vídeo sobre una fiesta
Compara tus respuestas con tu compañero/a.


timer
1:30

Slide 3 - Diapositive

La clase de español V4

Objetivo:
Al final de la clase has escrito la introducción de tu presentación
y sabes cuándo tienes que usar SER, ESTAR y HAY en tu presentación

Slide 4 - Diapositive

La clase anterior - habla con tu compañero en hoalndés.
  1. ¿Con quién vas a hacer la presentación?
  2. ¿Qué fiesta vais a presentar?
  3. Nombra 3 fiestas tradicionales españolas.
  4. ¿Has terminado tu información sobre tu fiesta?
  5. ¿Qué no puedes hacer en hacer la presentación?
  6. ¿Qué tienes que hacer en la presentación?

timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

La preparación para hoy
Lees en leer de bijlage over het gebruik van hay/ser/estar. (zie bijlage)
Lees en leer de bijlage over het gebruik van de perfecto. (zie bijlage)
Hoe je het maakt, de onregelmatige vormen en de betekenissen van de signaalwoorden spa-ned, ned-spa.
Meenemen laptop!!, Spaans schrift, reader en pen mee
Leren vocabulaire blz 52 spa-ned, ned-spa (de helft)

Slide 6 - Diapositive

Repaso de los deberes
Hay/ser/estar
Perfecto
vocabulario pag. 52 esp-hol/hol-esp
timer
6:00

Slide 7 - Diapositive

Aan het eind van de les . . .
. . . heb je de inleiding van je presentatie geschreven

. . . weet je hoe je de werkwoorden SER, ESTAR en HAY in je 
presentatie kan gebruiken

Slide 8 - Diapositive

Je krijgt een hlz blad.
Daar schrijf je naam op.
Dit blad blijft op school.
Hierop ga je de tekst van vandaag inschrijven.

Slide 9 - Diapositive

Tekst presentatie in Nederlands
Introductie(slide 1)
  1. Heet de klas welkom en stel je zelf voor, 
  2. Vertel in welke klas je zit
  3. Welk feest ga je presenteren?
  4. Waar wordt dit feest gevierd?
  5. Wanneer wordt het feest gevierd?
  6. Wat wordt er gevierd? (bijvoorbeeld de geboorte van Jezus).
  7. Waarom waren jullie bij het feest? 
timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Texto presentación
Introducción (slide 1)
  1. Bienvenido y presentarse: nombre, edad
  2. ¿En qué curso estás?
  3. ¿Qué fiesta vas a presentar?
  4. ¿Dónde se celebra la fiesta?
  5. ¿Cuándo se celebra la fiesta?
  6. ¿Qué se celebra en la fiesta? (p.e. el nacimiento de Jesús)
  7. Waarom waren jullie bij het feest? Laat deze zin nog in het Nederlands staan.

SE CELEBRA = WORDT GEVIERD

timer
11:00

Slide 11 - Diapositive

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op uitspraak


Slide 12 - Diapositive

¿SER o ESTAR o HAY?
Habla con tu compañero/a de clase sobre las diferencias entre ser/estar/hay.
Wanneer gebruik je welke zijn? Zijn er regels, welke?
En wat zijn de vervoegingen van alle drie de werkwoorden?
timer
2:00

Slide 13 - Diapositive

Usa ahora tu portátil y entra en lessonup.

Slide 14 - Diapositive

SER
ESTAR
Valencia is een mooie stad
Madrid is de hoofdstad van Spanje
Sevilla ligt in het zuiden van Spanje
Barcelona is een havenstad
Spanje ligt in het zuiden van Europa
Het eten is heerlijk

Slide 15 - Question de remorquage


Valencia . . . . . al sur de Barcelona.
A
hay
B
está
C
es

Slide 16 - Quiz


Buñol . . . . . un pueblo.
A
hay
B
está
C
es

Slide 17 - Quiz

En Barcelona siempre . . . . muchos turistas
A
hay
B
está
C
es

Slide 18 - Quiz

Sevilla . . . . en el sur de España
A
hay
B
está
C
es

Slide 19 - Quiz

. . . . muchas bicicletas en Holanda.
A
hay
B
está
C
es

Slide 20 - Quiz


La Tomatina ........ una fiesta muy divertida
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 21 - Quiz

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal?

Slide 22 - Diapositive

Slide 2: Waar wordt het gevierd?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er?
Met wie waren jullie daar? (perfecto)


timer
5:00

Slide 23 - Diapositive

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 25 - Diapositive

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 26 - Question ouverte

La preparación para el lunes
Leren hay/ser/etar
Leren perfecto
doorlezen bijlage in magister over imperfecto
leren vocabulaire pag. 60 en 61 (fiestas y celebraciones of ropa?) esp-hol/hol-esp
Hacer texto 8 y 9 del reader

Slide 27 - Diapositive