In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 7.
Weet je iets niet meer, pak dan §7.2 uit je boek erbij en het zoek het op.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 35 min
Éléments de cette leçon
Toets training 4B verbanden
In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 7.
Weet je iets niet meer, pak dan §7.2 uit je boek erbij en het zoek het op.
Slide 1 - Diapositive
Hoe noem je het diagram hiernaast?
A
tabel
B
beelddiagraam
C
staafdiagram
Slide 2 - Quiz
Welke grafieken zijn lineair?
A
1, 2
B
2, 3, 4
C
1, 4
D
allemaal
Slide 3 - Quiz
Hoe noem je dit?
A
Tabel
B
Grafiek
Slide 4 - Quiz
Wat is goed?
A
In een assenstelsel kun je meerdere grafieken tekenen.
B
In een grafiek kun je meerdere assenstelsels tekenen.
C
In een assenstelsel kun je slechts 1 grafiek tekenen.
D
In een grafiek kun je slechts 1 assenstelsel tekenen.
Slide 5 - Quiz
Hiernaast staat een diagram of tabel
A
Diagram
B
Tabel
C
geen van tweeën
Slide 6 - Quiz
Hoe noem je het diagram hiernaast?
A
tabel
B
beelddiagraam
C
staafdiagram
Slide 7 - Quiz
Wat is waar?
A
Grafieken teken je met potlood.
B
Achter het antwoord moet je zetten wat het is. Bijv. cm.
C
Een vloeiende lijn teken je zonder geodriehoek.
D
Je moet altijd een lijn door de punten tekenen, want dat is de grafiek.
Slide 8 - Quiz
A : temp = 10 - 0.8 x tijd in uren B : temp = 10 - 0.9 x tijd in uren C : temp = 15 - 0.8 x tijd in uren D : temp = 18 - 0.4 x tijd in uren welke 2 grafieken hebben zelfde begingetal?
A
a en b
B
b en c
C
c en d
D
d en a
Slide 9 - Quiz
Zit in deze tabel regelmaat?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Heeft deze tabel regelmaat?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Wat zie je hier?
A
lijngrafiek
B
tabel
C
diagram
D
een kolom
Slide 12 - Quiz
Er is negatieve groei bij tabel:
A
A
B
B
C
C
Slide 13 - Quiz
De tabel heeft
A
Regelmatige afname
B
Regelmatige toename
C
Geen regelmaat
D
Geen van allen
Slide 14 - Quiz
Twee formules: A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd B hoogte = 2,5 × tijd Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee
Slide 15 - Quiz
Welke formule heeft als begingetal 300?
A
Spaargeld € = 230 + 3 x tijd
B
Spaargeld € = 300 + 50 x tijd
C
Spaargeld € = 1500 - 300 x tijd
D
Spaargeld € = 100 + 300 x tijd
Slide 16 - Quiz
Formule 1: tijd = 6 + 4 x a Formule 2: tijd = 6 + 2 x a
Welke formule(s) hoort/horen bij de tabel?
A
Formule 1
B
Formule 2
C
Beide formules
D
Geen van beide formules
Slide 17 - Quiz
Wat is het startgetal in deze formule? aantal x 3 +10 = bedrag
A
3
B
10
Slide 18 - Quiz
Welke formule heeft als begingetal 2?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 19 - Quiz
Welk getal in de formule is het stijggetal? Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten
Slide 20 - Quiz
Wat zijn de 'variabelen' in de volgende formule? Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten