Veiligheid in de thuissituatie

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Indirecte zorg voor Woon- en LeefomgevingSecundair onderwijs

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Veiligheid, waaraan denken jullie dan?

Slide 2 - Carte mentale

Waar gebeuren de meeste ongevallen?
A
Op het werk
B
Thuis
C
Op school
D
Onderweg in het verkeer

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Hoeveel % van de ongevallen vinden thuis plaats?
A
40%
B
80%
C
60%
D
90%

Slide 5 - Quiz

Wat moet je doen als je kind een bijtend product heeft geslikt?

Slide 6 - Question ouverte

Wat moet je doen als kinderen bv. medicijnen of giftige besjes hebben geslikt?
A
veel water laten drinken
B
rustig op de schoot nemen
C
laten braken
D
iets te eten geven

Slide 7 - Quiz

Wat doe je wanneer kinderen een kraaltje of knikker in hun neus hebben gestopt?

Slide 8 - Question ouverte

Waar schuilt het gevaar?

Slide 9 - Question ouverte

Gevaarlijke situaties herkennen
Omcirkel in je bundel op pagina 6 - 7 - 8 de gevaarlijke situaties.
timer
3:00

Slide 10 - Diapositive

Gevaar vermijden

Elektrocutie = elektrische stroom door het menselijk lichaam (!goede geleider)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Hoe veilig is het huishouden?
ELECTROCUTIE GEVAAR

  - Herkennen van onveilig handelen = OPMERKEN
  - NADENKEN hoe je de situatie kunt verbeteren
  - Doeltreffend reageren = nodige aanpassingen UITVOEREN

Slide 14 - Diapositive

Veiligheid
Een achtbaan of kermisattractie moet veilig zijn. Daarom zijn er veiligheidsvoorschriften. 


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Je kunt jezelf beschermen door bepaalde voorschriften na te leven:

- Veiligheidsvoorschriften zijn aanwijzingen om veilig te handelen.

- Wettelijke voorschriften zijn aanwijzingen, verplicht door de wet, om veilig te handelen


Over welke voorschriften hebben we het hier?

Slide 17 - Diapositive

Een bestuurder van een bromfiets moet een helm dragen.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 18 - Quiz

Je moet je handen wassen voor je kookt.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 19 - Quiz

Je moet de bijsluiter van een geneesmiddel lezen voor je het gebruikt.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 20 - Quiz

Je mag niet roken als je tankt.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 21 - Quiz

Je moet voorrang van rechts verlenen.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 22 - Quiz

Je mag je haar niet drogen in bad.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 23 - Quiz

Speelgoed moet je regelmatig reinigen met Dettol.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 24 - Quiz

Speelgoed moet een CE-label dragen.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 25 - Quiz

Onder een tapijt moet je een antislipmat leggen.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 26 - Quiz

De frituurpan mag je tijdens het frituren niet op de vloer zetten.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 27 - Quiz

Vluchtwegen moeten aangeduid worden met een reddingsteken en de plaats van of richting naar een uitgang.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 28 - Quiz

Op elk giftig product moet een waarschuwingsteken met een doodshoofd staan.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 29 - Quiz

Wanneer er kleine kinderen in huis rondlopen, moet je een hekje aan de trap plaatsen.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 30 - Quiz

Zodra je auto vier jaar oud is, moet je naar de keuring.
A
Veiligheids- voorschriften
B
Wettelijke voorschriften

Slide 31 - Quiz

Veiligheidssignalering
Waarschuwingsbord
geel --> gevaar of extra aandacht vereist
Verbodsbord
rood --> stop- en verbodstekens, brandbestrijding of - preventie
Gebodsbord
blauw --> informatie, o.a. ter voorkoming van ongevallen
Reddingsbord
groen --> veiligheids- en reddingstekens, hulpverlening

Slide 32 - Diapositive

1. VERBODSTEKENS
A
rond met een rode rand witte achtergrond met zwart symbool
B
rond met een rode rand gele achtergrond met zwart symbool
C
rond met een groen rand witte achtergrond met zwart symbool
D
rond met een rode rand groene achtergrond met zwart symbool

Slide 33 - Quiz

2. WAARSCHUWINGSTEKENS
A
rond met een rode rand witte achtergrond met zwart symbool
B
ruitvormig met een rode rand witte achtergrond met zwart symbool
C
rond met een groen rand witte achtergrond met zwart symbool
D
ruitvormig met een rode rand groene achtergrond met zwart symbool

Slide 34 - Quiz

3. GEBODSTEKENS
A
rond met een rode rand zwarte achtergrond met wit symbool
B
ruitvormig met een rode rand witte achtergrond met zwart symbool
C
rond met een groen rand witte achtergrond met zwart symbool
D
rond een blauwe achtergrond met wit symbool.

Slide 35 - Quiz

4. REDDINGSTEKENS
A
rond met een rode rand zwarte achtergrond met wit symbool
B
ruitvormig met een rode rand witte achtergrond met zwart symbool
C
rechthoekig met een groene achtergrond met wit symbool.
D
rond een blauwe achtergrond met wit symbool.

Slide 36 - Quiz

OPDRACHT VEILIGHEIDSTEKENS pagina 13 -14
1. Bekijk de onderstaande borden aandachtig.
2. Noteer telkens tot welke groep het bord behoort. Kies uit verbodstekens, waarschuwingstekens, gebodstekens, reddingstekens.
3. Op welke plaats of op welk voorwerp kun je dit bord tegenkomen? Geef een voorbeeld.

Slide 37 - Diapositive