Persvrijheid + invloed media WHY magazine

Welkom


1. Actualiteit
2. WHY magazines - invloed van de media
3. Check toets
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GMFMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom


1. Actualiteit
2. WHY magazines - invloed van de media
3. Check toets

Slide 1 - Diapositive

Waarom wordt de journalistiek de 4e macht genoemd?

Slide 2 - Question ouverte

De media heeft (deels) de rol van socialiserende instanties overgenomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Op welke manier zet censuur de persvrijheid onder druk?

Slide 4 - Question ouverte

Manipulatie is..
A
Het opzettelijk verdraaien van feiten
B
Feiten weglaten
C
Het opzettelijk veranderen van feiten
D
Zowel A,B,C

Slide 5 - Quiz

Propaganda
Het overtuigen van mensen voor een bepaald standpunt/ aanprijzen van opvatting

Slide 6 - Diapositive

Indoctrinatie
Opzettelijk verdraaien van de boodschap en de feiten weglaten. Veel herhaling en eenzijdige berichtgeving.

Is geloof een vorm van indoctrinatie?

Slide 7 - Diapositive

Stelling 1: Censuur is het tegenovergestelde van persvrijheid
Stelling 2: Propaganda is het overtuigen van mensen voor een bepaalde opvatting
A
Beide juist
B
Beide onjuist
C
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist

Slide 8 - Quiz

Stelling 1: Indoctrinatie is minder ernstig dan propaganda
Stelling 2: Indoctrinatie kan plaatsvinden via propaganda
A
Beide juist
B
Beide onjuist
C
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist

Slide 9 - Quiz

Waarom is Nederland gezakt op de wereldranglijst persvrijheid?

Slide 10 - Question ouverte

Stelling 1: Iedereen heeft een referentiekader
Stelling 2: Socialiserende instituties vormen ons referentiekader
A
Beide juist
B
Beide onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juit

Slide 11 - Quiz

Beïnvloedingsstrategieën door de media zijn:
A
Cultivatietheorie,
B
Framing
C
Aanhaaktheorie
D
Injectienaaldtheorie

Slide 12 - Quiz

Zoek een voorbeeld/ afbeelding van de theorie die je zojuist hebt gekozen

Slide 13 - Question ouverte

Stereotype

Slide 14 - Carte mentale

Noem een vooroordeel

Slide 15 - Carte mentale

Wat is het verschil tussen een vooroordeel en een stereotype?

Slide 16 - Question ouverte

Denk jij dat geloof in schepping én evolutie kunnen samengaan?
A
Ja, dat kan
B
Nee, ze hebben onverenigbare verschillen

Slide 17 - Quiz

Is de evolutietheorie volgens jou een bewijs dat God niet bestaat? Waarom wel / niet?

Slide 18 - Question ouverte

Selectieve perceptie betekent dat:
A
Nieuwe informatie aangepast wordt aan je referentiekader
B
Nieuwe informatie aangepast wordt aan je waarneming
C
Dat je kijk op de werkelijkheid selectief is
D
Dat je kijk op de werkelijkheid relatief is

Slide 19 - Quiz

Wetenschap is mensenwerk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Correspondentietheorie is ..
A
(Aristoteles) een uitspraak is waar als deze overeenstemt met aantoonbare feiten
B
(Kant/ Descartes) een uitspraak is waar als deze overeenstemt met aantoonbare feiten
C
(Aristotels) een uitspraak is waar als deze overeenkomt met andere uitspraken over dat verschijnsel en soortgelijke verschijnselen
D
(Kant/ Descartes) een uitspraak is waar als deze overeenkomt met andere uitspraken over dat verschijnsel en soortgelijke verschijnselen

Slide 21 - Quiz

Coherentietheorie ..
A
(Aristoteles) een uitspraak is waar als deze overeenstemt met aantoonbare feiten
B
(Kant/ Descartes) een uitspraak is waar als deze overeenstemt met aantoonbare feiten
C
(Aristotels) een uitspraak is waar als deze overeenkomt met andere uitspraken over dat verschijnsel en soortgelijke verschijnselen
D
(Kant/ Descartes) een uitspraak is waar als deze overeenkomt met andere uitspraken over dat verschijnsel en soortgelijke verschijnselen

Slide 22 - Quiz

Er bestaan geen feiten alleen interpretaties. Uitspraak van?
A
Aristoteles
B
Nietzsche
C
Descartes
D
Kant

Slide 23 - Quiz

Falsificatie (Popper) betekent:
A
Het is mogelijk om een bevestiging te vinden van een theorie
B
Het is mogelijk om een tegenbewijs te vinden van een theorie.

Slide 24 - Quiz

Creationisme
  • Opvatting dat de aarde en de mens, heel de natuur, hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad van een hoge geestelijke kracht of macht: de Schepper
  • Niet exclusief christelijk, maar ook gangbaar binnen jodendom, islam, confucianisme, boeddhisme, hindoeïsme

Slide 25 - Diapositive

Christelijk creationisme
  • Baseert zich op de eerste hoofdstukken van de Bijbel (Genesis)
  • Wordt gezien als historisch en wetenschappelijk juist

Slide 26 - Diapositive

Twee soorten creationisten
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. 

  1. Jonge-aarde creationisten: God maakte de wereld in 7 x 24 uur
  2. Oude-aarde creationisten: de staat van 'woest en doods' heeft mogelijk heel lang geduurd, en God maakte de wereld in 7 langere periodes, Genesis is poëtisch

Slide 27 - Diapositive

Genesis 1
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. Hij noemde het gewelf hemel. Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag.

Slide 28 - Diapositive

Op welke manier kunnen het geloof en wetenschap elkaar aanvullen?

Slide 29 - Question ouverte

1. Wat wordt er bedoeld met ‘geen waarneming zonder duiding’?
2. Wat zijn de ideeën van Berkeley met betrekking tot de ‘niet-waargenomen wereld’.
3. Wat is esse est percipi is?
4. Wat is ‘zijn is waargenomen worden’-principe?
5. Wat is het voortschrijdend inzicht volgens Wittgenstein en wat brengt dat teweeg?
6. Wat is de correspondentietheorie is?
7. Is waarheid een rekbaar begrip?
8. Wat is een filter-bubble?
9. Op welke manier nieuws (al dan niet bewust) gemanipuleerd?
10. Wat is de communis opinio?
11. Wat wordt er bedoeld met ‘absolute waarheid’?
12. Wat wordt er bedoeld met het idee van ‘de grote verhalen’?
13. Wat is de contingentietheorie is?
14. Wat is historisch-kritisch bijbelonderzoek?
15. Wat wordt er bedoeld met ‘goddelijk geïnspireerd’?
16. Waarom kent koranonderzoek andere voetangels en klemmen kent dat het kritisch bijbelonderzoek?
17.3 Waarheid en samenleving
17. Wat is een complottheorieën en kun je daar drie voorbeelden van geven?
18. Wat is nepnieuws? Leerdoelen
19. Hoe kunnen democratische waarden door de democratie verdwijnen?
20. Wat is een staatsgodsdienst?
21. Moeten religieuze uitingen in een publieke ruimte verboden worden?
22. Leg uit wat de is de constructietheorie, consensustheorie is?
23. Wat is het verschil tussen palaveren en polderen?
24. De leerlingen weten wat de consensustheorie is.
25. Wat is public reason?
17.4 Wetenschap en geloof
26. Wat is de correspondentietheorie?
27. Wat is het creationisme?
28. Wat wordt er met intelligent design bedoeld?
29. De leerlingen kunnen de lettermetafoor uitleggen.
30. Wat is je eigen standpunt ten aanzien van schepping, evolutie en intelligent design?
31. Hoe kunnen geloof en wetenschap elkaar aanvullen?
32. Wat wordt er bedoeld met poëtische waarheid?
33. Wat betekent de onttovering van de wereld?

































Slide 30 - Diapositive