Nederlands 2 tl/h H2 Taalverzorging formuleren

H2 Taalverzorging grammatica blz. 56 en 57 opdracht 1,2,3,4
Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken.
H2 Taalverzorging formuleren blz. 58 en 59
Nederlands 2c
27 november 2020
H2 Taalverzorging formuleren blz. 58 en 59 opdracht 1,2,3,4 maken
Klaar? laten zien, nakijken, laten zien
Lezen of werken aan je boekverslag
Doel behaald?
Vragen?
Elke les Nederlands een leesboek mee!
voor volgende les: afmaken grammatica blz. 56 t/m 59 (zie som)

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

H2 Taalverzorging grammatica blz. 56 en 57 opdracht 1,2,3,4
Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken.
H2 Taalverzorging formuleren blz. 58 en 59
Nederlands 2c
27 november 2020
H2 Taalverzorging formuleren blz. 58 en 59 opdracht 1,2,3,4 maken
Klaar? laten zien, nakijken, laten zien
Lezen of werken aan je boekverslag
Doel behaald?
Vragen?
Elke les Nederlands een leesboek mee!
voor volgende les: afmaken grammatica blz. 56 t/m 59 (zie som)

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00

Slide 2 - Diapositive

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 5 - Diapositive

SAMENGESTELDE ZINNEN

Als je van twee losse zinnen één zin maakt,

heb je een voegwoord nodig.






Rens drinkt cola. Lot drinkt water.
Rens drinkt cola en lot drinkt water.

Slide 6 - Diapositive

Voegwoorden

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn voegwoorden?
Woorden die zinnen of woorden
aan elkaar voegen.

Je kunt hieruit het verband van een
zin ontdekken.


Slide 8 - Diapositive

De verbanden
  1. Voegwoorden van tijd
  2. Voegwoorden van voorwaarde
  3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
  4. Tegenstellende voegwoorden
  5. Voegwoorden van toegeving
  6. En, dat en of

Slide 9 - Diapositive

1. Voegwoorden van tijd
Geven aan in welke volgorde dingen zich afspelen

'Hij brengt de kinderen naar sport voordat hij naar zijn werk gaat'.

Voegwoorden zijn:
Nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat.

Slide 10 - Diapositive

2. Voegwoorden van voorwaarde
Geeft een voorwaarde van de eerste zin voor de tweede zin.

'Hij gaat naar de kroeg, tenzij hij ziek wordt.'

Voegwoorden zijn:
Mits (als), tenzij, wanneer, als en indien

Slide 11 - Diapositive

3. Voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg
Geven een reden waarom iets gebeurt
Geven de oorzaak van iets of het gevolg.

'Piet begon te schreeuwen, omdat hij het zat was.'

Voegwoorden zijn:
Omdat, doordat, zodat en opdat.

Slide 12 - Diapositive

4. Tegenstellende voegwoorden
Geven een tegenstelling tussen zinnen aan

'Piet wilde niet naar het feest, maar Henk wel.'

Voegwoorden zijn:
Maar, echter

Slide 13 - Diapositive

5. Voegwoorden van toegeving
Lijkt op een tegenstelling. Je geeft iets toe; maakt het minder erg.

'Ik vond het een vervelende man, hoewel hij wel goed kon uitleggen.'

Voegwoorden zijn: hoewel, ofschoon, al

Slide 14 - Diapositive

Overige voegwoorden
Voegwoorden: en, dat en of

'Hij ging zwemmen en hardlopen.'
'Rij jij of rij ik?'
'Ze vroeg of het leuk was'.
'Ik vertelde dat ik ziek was'.

Slide 15 - Diapositive

De zinsvolgorde blijft hetzelfde
en - maar - of - want - dus

Bij deze voegwoorden verandert de woordvolgorde in de zinnen niet. Bij andere voegwoorden vaak wel.

Slide 16 - Diapositive

Kom maar terug ... je aan de voorwaarden kunt voldoen
A
Aangezien
B
Zodra
C
Totdat

Slide 17 - Quiz

Lees eerst de gebruiksaanwijzing …. u het apparaat in gebruik neemt.
A
Voordat
B
Als
C
Nadat

Slide 18 - Quiz

Kampioen zullen zij niet worden, … er een wonder gebeurt.
A
Indien
B
Tenzij
C
Doordat

Slide 19 - Quiz

.... de voorwaarden zijn aangepast, wordt die therapie niet meer vergoed door de verzekering.
A
Naarmate
B
Zolang
C
Sinds

Slide 20 - Quiz

Wij repareren uw fiets ... u boodschappen doet!
A
Net als
B
Intussen
C
Terwijl

Slide 21 - Quiz

Wat gebeurt er .… hij niet op tijd zijn proefwerk afheeft?
A
Zolang
B
Nadat
C
Als

Slide 22 - Quiz

Hij doet dit …. hij sterk en mannelijk wil overkomen.
A
Tenzij
B
Omdat
C
Waardoor

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
Elke les Nederlands een leesboek mee!


Voor volgende les: (af)maken taalverzorging blz. 56 t/m 59

Slide 24 - Diapositive