2 BK 4.8 Spelling les 2

4.8 Spelling deel 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.8 Spelling deel 2

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je weet hoe je een samenstelling maakt met tussen -s en tussen -n.

Slide 2 - Diapositive

Samenstelling met tussen -s 

Als je een -s hoort, schrijf je hem.
Voorbeeld: stationsklok
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, is de tussen-s lastig te horen. Vervang dan het tweede deel en schrijf de –s als je hem in een vergelijkbare samenstelling hoort.
Voorbeeld: dorpsstraat, want: dorpshuis

Samenstelling
Een samenstelling maak je van twee of meer woorden. Soms moet je tussen de woorden een extra letter zetten: een tussen -s of tussen -n.
Bijvoorbeeld:  dorpskern, kattenbak

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Welke samenstelling is goed?
café voor kunstenaars
A
kunstenaarcafé
B
kunstenaarscafé

Slide 5 - Quiz

Welke samenstelling is goed?
een verschil van mening
A
meningverschil
B
meningsverschil

Slide 6 - Quiz

Welke samenstelling is goed?
een sjaal voor dames
A
damesjaal
B
damessjaal

Slide 7 - Quiz

Welke samenstelling is goed?
de kracht van je spieren
A
spierkracht
B
spierskracht

Slide 8 - Quiz

Welke samenstelling is goed?
winkel + straat
A
winkelstraat
B
winkelsstraat

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste tussenletter?
s
n
eenman?zaak
inhoud?loos
bezien?waardigheid
honde?hok

Slide 10 - Question de remorquage

Schrijf de samenstelling goed op.
Schrijf de woorden onder elkaar, zoals in de afbeelding.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste tussenletter(s) in.
-e-
-en-
mod__blad
zak__man
rijst__pap
groent__soep
not__olie

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is de juiste spelling?
stoel + dans
A
stoeledans
B
stoelendans

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
zon + wijzer
A
zonnewijzer
B
zonnenwijzer

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
 reus + leuk
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
reus + rad
A
reuzerad
B
reuzenrad

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
beer + jacht
A
berenjacht
B
berejacht

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
station + chef
A
stationchef
B
stationschef

Slide 18 - Quiz


Ging het goed?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Nalezen
Mocht je de theorie en de opdrachten nog een keer willen nalezen, dan kun je in je B-boek Hoofdstuk 4 paragraaf 8 (spelling) en natuurlijk online.

Slide 20 - Diapositive