3FH03: Allerlei maten

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welk rijtje klopt niet van groot naar klein?
A
jaar - maand - dag - minuut
B
jaar - uur - kwartier - seconde
C
eeuw - jaar - kwartaal - minuut
D
maand - uur - kwartaal - minuut

Slide 2 - Quiz

Hoeveel minuten duurt 4 1/2 uur + 10 minuten? Vul alleen een getal in.

Slide 3 - Question ouverte

90 minuten =
getal
eenheid
300 minuten =
4 weken + 4 dagen =
32
26
kwartier
uur
2,5
dagen
minuten
5
6

Slide 4 - Question de remorquage

In India is het 4 1/2 uur later dan bij ons. Hoe laat is het daar over
7 minuten als het hier nu 15:46 uur is?
A
11:09 uur
B
11:23 uur
C
19:23 uur
D
20:23 uur

Slide 5 - Quiz

Hoeveel seconden duurt het jaar 2020 langer dan het jaar 2019? (Gebruik je rekenmachine, vul geen punten of spatie in)

Slide 6 - Question ouverte

aantal Kelvin = aantal °C + 273
Hoeveel °C is het als het 291 Kelvin is?

Slide 7 - Question ouverte

Zet de eenheden van lengte van groot (links)  
naar klein (rechts)
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 8 - Question de remorquage

Met welk getal moet vermenigvuldigd worden om te weten hoeveel centimeter 2 meter is?
A
10
B
20
C
100
D
1000

Slide 9 - Quiz

Hoeveel kilometer is 7450 meter?
Vul alleen een kommagetal in.

Slide 10 - Question ouverte

57 cm + 10 dm =
A
15,7 dm
B
57,1 cm
C
571 cm
D
10,57 dm

Slide 11 - Quiz

3 ton is...
euro
kilogram
3 000
30 000
300 000
3 000 000

Slide 12 - Question de remorquage

Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g

Slide 13 - Question de remorquage

Een zak pepernoten van 1 kg wordt verdeeld over 20 kleine zakjes.
Welk gewicht aan pepernoten zit er in een zakje?
A
500 g
B
50 g
C
0,05 kg
D
een pond

Slide 14 - Quiz

0,6 ton + 670 kg = ……. kg
Vul alleen een getal in

Slide 15 - Question ouverte

Jan heeft € 3,55 in zijn portemonnee.
Hij koopt een zak kruidnoten voor 80 cent.
Hoeveel geld zit nu nog in zijn portemonnee?
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

Johan moet € 52,43 betalen en betaalt contant. Hoeveel eurocent krijgt hij terug?

Slide 17 - Question ouverte

Verder met SmartRekenen.
Ga eerst met hoofdstuk 3 aan de gang.
Daarna hoofdstuk 1 en 2 afronden.
Je mag meedoen met de toets als je deze 3 hoofdstukken hebt afgerond óf bij elk hoofdstuk voldoende inzet hebt laten zien.

Slide 18 - Diapositive

Wat vond je van deze les?

Slide 19 - Carte mentale