Cursus1-§2-Onderwerp en hoofdgedachte duidelijk maken voor publiek



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik herhaling leerjaar 1
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik herhaling leerjaar 1
Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst of filmpje kunt bepalen

Slide 3 - Diapositive

Een schrijver krijgt van zijn hoofdredacteur een onderwerp toegewezen om over te schrijven. 
Hij wist op dat moment nog niet waarover hij ging schrijven. Ineens had hij het idee, een gedachte. 
Dat werd dan een zin over dat onderwerpletterlijk de hoofdgedachte

Slide 4 - Diapositive

We gaan spreken over het onderwerp 'school'.
Schrijf nu eens op waar je allemaal mee te maken hebt als je op school bent. ( deelonderwerpen)
Bijvoorbeeld: de aula

Slide 5 - Diapositive

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst

Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: goochelen of gezonde snacks. 

Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal gaat lezen.




Slide 6 - Diapositive

 

Zo vind je het onderwerp van een tekst
Lees de tekst oriënterend.
Geef een zo kort mogelijk antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?


Slide 7 - Diapositive

De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. 

Bij het onderwerp kleding kan de hoofdgedachte zijn: We gooien steeds meer kleding weg, maar ook: Via sociale media en internet kun je tegenwoordig gemakkelijk kleding ruilen.
Let op: de hoofdgedachte van een tekst is nooit een vraag.

Slide 8 - Diapositive

Zo vind je de hoofdgedachte van een tekst

Lees de tekst precies.
Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar letterlijk staat. Als dit niet zo is, vraag je dan af wat het antwoord is op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 11 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep, vul in of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag

Slide 13 - Diapositive

Lees nog eens de theorie op blz. 18
Maken:
Opdracht 1 t/m 3
blz. 18 t/m 19

Opdracht 4 en 5 online met oordopjes

Opdracht 6 t/m 9
blz. 20 t/m 22

Slide 14 - Diapositive

H1D- 2023-2024

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het ........... van een tekst.
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
illustratie

Slide 17 - Quiz

Wat het onderwerp is kun je met
A
een hele zin zeggen
B
één woord of met een paar woorden zeggen
C
een hele alinea zeggen
D
een paar alinea's zeggen

Slide 18 - Quiz

Om het onderwerp te vinden hoef je een tekst niet helemaal te lezen
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Alinea's zijn ?
A
vetgedrukte titels
B
groot geschreven woorden
C
kleine stukjes waarin de tekst verdeeld is
D
grote stukken waarin de tekst verdeeld is

Slide 20 - Quiz

Je bekijkt de tekst en je leest de
eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) stukjes waarin een
tekst verdeeld is. Dit noem je?
A
organiserend lezen
B
observerend lezen
C
ontdekkend lezen
D
oriënterend lezen

Slide 21 - Quiz

– Kijk naar de titel.
– Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Bekijk de tekst
– Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
– Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
Wat staat fout?
A
Bekijk de tekst
B
Let op anders gedrukte woorden
C
Kijk naar eventuele tussenkopjes
D
Kijk naar de illustraties

Slide 22 - Quiz