Semana 43-2

• Spaans
• WO
• Studiejaar 2

Mevrouw de Cuba

¿Cómo estás hoy?
Hoe gaat het vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Las reglas de salón de clases/ klasseregels

1. Bij binnenkomst spullen op tafel: Boek, laptop, pen en schrift.
2. Geen mobieltjes in de klas
3. Als ik praat, zijn jullie stil
4. Steek je hand op als je iets wilt zeggen
5. Niet aan elkaar of elkaars spullen zitten

¿Qué vamos a hacer hoy? 

(Wat gaan wij vandaag doen?)

Oefenen: Samenvatting Unidad 1

1. De tegenwoordige tijd van de werkwoorden Hablar, Llamarse, Ser y Tener.
2. Bepaalde en onbepaalde lidwoorden + meervoud van zelfstandig naamwoorden maken. 

3. Bijvoeglijke naamwoorden.

4. Beschrijving van het uiterlijk.

5. Nationaliteit aangeven.

6. HUISWERK.

.

Objetivos (Leerdoelen)

Na deze les kun/ken je...

1. Jezelf voorstellen (land, taal) .

2. Andere mensen voorstellen (land, nationaliteiten, talen).

3. Beschrijving van je uiterlijk en die van iemand anders. 

4. De tegewoordige tijd van de werkwoorden SER, LLAMARSE, TENER, HABLAR vervoegen.

Vídeos Filmpjes

1. Ibiza - Sluipschutters

2. Spaanse les

Vídeos Filmpjes

3. Dora la exploradora

4. Disney's Coco  

   Leerdoel

Ik ken de tegenwoordige tijd van de werkwoorden Hablar, Llamarse, Ser y Tener.

Verbo Hablar

Ik kan de tegenwoordige tijd van de werkwoorden Hablar.

www.gimkit.com

www.gimkit.com

Verbo Tener

Ik kan de tegenwoordige tijd van de werkwoorden Tener.

www.gimkit.com

Verbo Ser en Llamarse

Ik kan de tegenwoordige tijd van de werkwoorden Ser en Llamarse.

www.gimkit.com

   Leerdoel

Ik kan de nationaliteit van mijnzelf en iemand anders aangeven

www.gimkit.com

   Leerdoel

Ik ken het uiterlijk van mijnzelf en iemand anders beschrijven.

( pequeño        grande, largo       corto, gordo      delgado)

≠

≠

≠

Describe a tu mejor amigo/a...

Mi mejor amigo se llama Pablo. Es argentino y tiene diez años. 

Es joven, delgado y guapo.

Tiene los ojos grandes y azules.

Tiene el pelo moreno, largo y rizado. 

Tiene la boca grande y la nariz pequeña.

Als je een mindere eigenschap van iemand beschrijft dan zet je er in het Spaans “un poco” voor.  Voorbeeld:  "Es muy guapo pero es un poco bajo"

Escuchar

1. Ana
2. Ricardo
3. Pedro
4. José

¿Quién es quién?

¿Cómo es?

1. Tengo el pelo rubio y los ojos marrones
2. Soy fea, tengo los ojos marrones y el pelo rizado
3. Soy guapa, tengo los ojos marrones y el pelo liso
4. Soy guapa, tengo los ojos azules y el pelo pelirrojo

¿Cómo es?

1. Tengo los ojos marrones y el pelo pelirrojo
2. Tengo el pelo muy corto, pelirrojo y los ojos verdes
3. Tengo el pelo rubio, liso y largo. Tengo los ojos verdes
4. Tengo los ojos verdes, el pelo pelirrojo y liso

¿Cómo es?

1. No tengo pelo. Soy delgado, tengo gafas y bigote.
2. Tengo el pelo largo, tengo gafas, bigote y barba.
3. Tengo el pelo gris, tengo gafas, bigote y barba.
4. Tengo el pelo ondulado y muy corto. Tengo gafas.

Beschrijf het uiterlijk van Shakira in 3 zinnen.

www.gimkit.com

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

Leg in je eigen woorden uit wat het leerdoel van deze les was.

Het leerdoel was voor mij duidelijk.

😒🙁😐🙂😃

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

0