Het werkwoord être (2)

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

avoir: herhaling

Slide 2 - Diapositive

timer
1:00
noteer het rijtje van het werkwoord
AVOIR,

Slide 3 - Carte mentale

AVOIR

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Conjugue "avoir"
  • Nous
  • Tu
  • Je
  • Vous
  • Elles
  • On
timer
0:30

Slide 6 - Diapositive

Le verbe 'être'

Slide 7 - Diapositive

timer
1:00
être

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

het rijte van être met vertalingen 
het être rijtje gaat zo
je suis - ik ben
tu es - jij bent
il/elle est - hij zij is
on est - wij zijn
nous sommes - wij zijn
vous êtes - jullie zijn/u bent
ils/elles sont - zij zijn 
Je kan de persoonlijke naamwoorden vervangen door namen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

zijn
timer
1:00
A
être
B
aimer
C
habiter
D
regarder

Slide 13 - Quiz

tu(être)
timer
1:00
A
as
B
es
C
est
D
a

Slide 14 - Quiz

Ils(être)
timer
0:30
A
sont
B
est
C
sommes
D
être

Slide 15 - Quiz

il/elle/on (être)
timer
0:30

Slide 16 - Question ouverte

Kies de juiste vorm van être:
Elle ... à l'école.
timer
0:30
A
suis
B
es
C
est

Slide 17 - Quiz

Vous (être)
timer
1:00

Slide 18 - Question ouverte

Kies de juiste vorm van être:
Nous ... grands!
timer
0:30
A
est
B
sommes
C
sont

Slide 19 - Quiz

schrijf het rijtje van ÊTRE op in de Présent (tegenwoordige tijd)
timer
1:00

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Vidéo