1BK Feniks Hfst 4.3

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 1 - Diapositive

Sleep de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Roversbendes trekken stelend en moordend rond.
Weinig mensen durven te reizen; ook handelaren niet.
Daardoor wordt het heel onveilig in het land.
Daardoor is er steeds minder handel.
De Romeinen trekken zich terug uit Nederland.

Slide 2 - Question de remorquage

Welk beroep hadden de meeste mensen in de middeleeuwen?
A
Ridder
B
Monnik
C
Boer
D
Handelaar

Slide 3 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste plaats. Je houdt enkele woorden over.
De meeste boeren in de middeleeuwen waren..
Sommige boeren waren rijk en..
Die hadden vaak ............ grond.
Zo'n rijke boer noem je een..
heer
veel
arm
machtig
rijk
weinig

Slide 4 - Question de remorquage

Welke zin past niet bij een horige?
A
Ik werk op het land van mijn heer.
B
De heer beschermt mij tegen rovers.
C
Iedere boer doet wat ik van hem vraag.
D
Ik ben geen vrij man meer.

Slide 5 - Quiz

Sleep de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De boer wordt dan een horige.
Zij vallen arme boeren aan.
De heer is de baas over hem en over zijn land.
Bendes trekken rovend door het land.
Die vragen daarom bescherming bij de heer.

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

Een grote verandering
Elk jaar werden dezelfde akkers door de boeren gebruikt -> de grond werd onvruchtbaar.

Rond 800 ontdekking -> drieslagstelsel.

De boeren kregen hierdoor meer opbrengst van hun land.

Slide 8 - Diapositive

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Het land werd in drie stukken verdeeld. Ieder jaar was er een stuk waarop zomergraan werd verbouwd, een stuk waar wintergraan op werd verbouwd en een stuk dat braak lag.

Slide 9 - Diapositive

In welke drie groepen kun je de mensen indelen in de middeleeuwen.

Slide 10 - Carte mentale

Drie standen
Standen
De drie groepen mensen van de samenleving in de vroege middeleeuwen.

1. De geestelijken
2. De edelen
3. De boeren (horigen)

Slide 11 - Diapositive

De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen. 
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.

Slide 12 - Diapositive

Welke omschrijving past het beste bij een monnik?
A
Iemand die zieken verzorgt
B
Iemand die veel bid
C
Iemand die veel tuiniert
D
Iemand die leeft voor god

Slide 13 - Quiz