Basisstof 5 Gedrag

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat gedrag is
  • Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald
  • je weet wat inwendige en uitwenidge prikkels zijn
  • Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag 

Slide 2 - Diapositive

"Alles wat een mens of dier doet, is gedrag. Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken. Ook geluiden maken, slapen of zelfs gewoon stilstaan zijn gedrag."

Slide 3 - Diapositive

Wat is gedrag?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel

Het jachtgedrag van de lynx bestaat uit een serie handelingen.
Het doel is eten om in leven te blijven.

Slide 4 - Diapositive

Gedragsketen
Verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling. 

Het effect van spieden = een prooi opmerken. Leidt tot de volgende handeling: Sluiplopen

Gedragsketen = als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling. 

Slide 5 - Diapositive

Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving op een organisme. 
  • Licht
  • Geluid
  • Geur
  • Smaak
  • Warmte
  • Kou
  • Druk
  • Aanraking

Slide 6 - Diapositive

Reageren
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Bij het reageren sturen de hersenen een impuls naar de spieren. 

Slide 7 - Diapositive

Reageren
Voorbeeld:
  1. Het meisje vindt een leuk filmpje op YouTube. 
  2. In haar hersenen worde ze zich bewust van die prikkel.
  3. Ze reageert op de prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar.
  4. Er gaan dan dus impulsen naar haar spieren
De reactie op een prikkel = een respons 

Slide 8 - Diapositive

Verschillende soorten prikkels
Er bestaan verschillende soorten prikkels. 

Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat = inwendige prikkel

Andere prikkels komen van buiten het lichaam = uitwendige prikkel. Deze neem je waar via je zintuigen.

Slide 9 - Diapositive

Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat mensen en dieren doen
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen

Slide 10 - Quiz

wat betekent "Respons"
A
Je reactie op een prikkel
B
Ander woord voor impuls
C
Verandering in je omgeving
D
bepaalde soort prikkels

Slide 11 - Quiz

Wat zijn twee soorten prikkels die je kunt waarnemen met je tong?
A
Smaak en geluid
B
Smaak en licht
C
Smaak en pijn
D
Smaak en geur

Slide 12 - Quiz

Is hier sprake van een inwendige of een uitwendige prikkel?
A
Een inwendige prikkel
B
Een uitwendige prikkel

Slide 13 - Quiz

Is een hongergevoel een voorbeeld van een inwendige of uitwendige prikkel?
A
Inwendig
B
uitwendig

Slide 14 - Quiz

Is deze prikkel inwendig of uitwendig?
Angst
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 15 - Quiz

Is kou een inwendige of een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 16 - Quiz

Is verliefdheid een inwendige of een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 17 - Quiz

In de afbeelding wordt een voorbeeld gegeven van een....
A
gedragssysteem
B
gedragsketen
C
gedragselementen

Slide 18 - Quiz

Wat is een gedragsketen?
A
Serie handelingen in vaste volgorde
B
Gedrag dat altijd gebeurt

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gedragsketen?
A
Jezelf aankleden voor het voetbal
B
Remmen met je fiets
C
Groente snijden voor de groentensoep
D
De lamp aanzetten in een donkere kamer

Slide 20 - Quiz

Motivatie
Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. 

Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag. 
De prikkel "ruiken van vers brood " leidt dan niet tot eetgedrag. 
= Bij honger is je motivatie om te eten hoog. 
Dan leidt de prikkel wel tot een respons. 

Slide 21 - Diapositive

Aangeboren of aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd

Zuigen aan de tepel van de moeder is aangeboren gedrag

Een peuter die met een lepel kan eten is aangeleerd gedrag

Slide 22 - Diapositive

Sociaal gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt gedrag beïnvloed door soortgenoten. Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag

Een handeling van een dier (of mens) is een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. 

Slide 23 - Diapositive

Sociaal gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal

Zwaaien is een signaal aan een soortgenoot. 
Signalen -> communiceren

Voorbeelden bij mensen:
- Lichaamshouding, gebaren en taal.
- Voorbeelden bij dieren:
- Kleur, geluiden en geur.

Slide 24 - Diapositive

Is leren fietsen aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 25 - Quiz

Het kunnen eten met mes en vork. Is dit aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 26 - Quiz

aangeleerd / aangeboren gedrag
een kitten drinkt bij de moeder kat
A
aangeleerd
B
aangeboren

Slide 27 - Quiz

motivatie om gedrag te vertonen hangt af van..
A
inwendige prikkels
B
uitwendige prikkels
C
beide soorten prikkels

Slide 28 - Quiz

Is het piepen van de kuikens aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
aangeboren gedrag
B
aangeleerd gedrag

Slide 29 - Quiz

Aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
aangeboren gedrag
B
aangeleerd gedrag

Slide 30 - Quiz

Als je net heel veel hebt gegeten, is je motivatie dan laag of hoog om nog een broodje te eten?
A
laag
B
hoog

Slide 31 - Quiz

Gedrag van mensen
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen. Dieren doen dat niet.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven:
Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, vrijheid
Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden:
Je mat niet stelen (gebaseerd op de waarde "eerlijkheid")

Slide 32 - Diapositive

Signaal met meerdere betekenissen
Een hand opsteken is een signaal. Dit kan verschillende betekenissen hebben.

Je kijkt naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding. 

Slide 33 - Diapositive

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"

Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie
"de hond is blij"

Slide 34 - Diapositive

'De hond heeft het naar zijn zin'. Staat in deze zin een observatie of interpretatie?
A
Geen van beiden
B
Alleen een observatie
C
Alleen een interpretatie
D
Zowel een observatie als interpretatie

Slide 35 - Quiz


De hond op de foto is blij
A
Observatie
B
Interpretatie

Slide 36 - Quiz

De kat ligt op de bank.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 37 - Quiz

interpretatie of een observatie?
"De kat is moe".
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 38 - Quiz

interpretatie of een observatie?
"De kat ligt op de bank".
A
Interpreatie
B
Observatie

Slide 39 - Quiz

Is het een interpretatie of een observatie?
De hond loopt mank.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 40 - Quiz

NU:
* Telfoon uit en omgekeerd op je tafel
* HW in agenda: blz 109 tm 114 / opdr 1 tm 7 (4 niet)

ZS:   Eerst lezen !!!!  blz 109 tm 111
          hierna opdrachten maken

Slide 41 - Diapositive