Woordenschat H3 NN VMBO Basis

Woordenschat 
Hoofdstuk 3
Nieuw Nederlands
VMBO basis 
Leerjaar 2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat 
Hoofdstuk 3
Nieuw Nederlands
VMBO basis 
Leerjaar 2

Slide 1 - Diapositive

Noteer de betekenis van:
misdraagt

Slide 2 - Question ouverte

Noteer de betekenis van:

wansmaak

Slide 3 - Question ouverte

Noteer de betekenis van:

interlandwedstrijd

Slide 4 - Question ouverte

Noteer de betekenis van:

miskoop

Slide 5 - Question ouverte

Beschrijf de betekenis van:
geld besparen

Slide 6 - Question ouverte

Beschrijf de betekenis van:
iemand overhalen

Slide 7 - Question ouverte

Beschrijf de betekenis van:
contant

Slide 8 - Question ouverte

Noem het woord dat past bij deze beschrijving:
geld dat je verdient of krijgt

Slide 9 - Question ouverte

Noem het woord dat past bij deze beschrijving:
jammer genoeg

Slide 10 - Question ouverte

Wat betekent:
herbeleven
A
schrikken
B
het koud hebben
C
vergeten
D
nog een keer meemaken

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
wanproduct
A
niet goed te gebruiken
B
nieuwe film of cd
C
ding dat heel slecht gemaakt is
D
slechte smaak

Slide 12 - Quiz

Maak een logische zin met:
onvrijwillig

Slide 13 - Question ouverte

Maak een logische zin met:
onvoordelig

Slide 14 - Question ouverte

Maak een logische zin met:
maximaal

Slide 15 - Question ouverte

Maak een logische zin met:
voorkomen

Slide 16 - Question ouverte

Maak een logische zin met:
tekort

Slide 17 - Question ouverte

Maak een logische zin met:
massa

Slide 18 - Question ouverte

'Ik sprong uit mijn vel'
Waarom spring jij wel eens uitje vel?

Slide 19 - Question ouverte

Als je niet weet dat je het doet
nog een keer meemaken
iemand die schrijver is geweest
omdat het moet
dingen die gemaakt zijn
onvrijwillig
onbewust
ex-auteur
producten
herbeleven

Slide 20 - Question de remorquage

Wat is het tegenovergestelde van:
uitgeven ?
A
innemen
B
besparen
C
aannemen
D
ondermijnen

Slide 21 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van:
verplicht?
A
onvrijwillig
B
belangrijk
C
vrijwillig
D
beslist

Slide 22 - Quiz

 Goed gedaan!

Slide 23 - Diapositive