BS 13.1: Een constant inwendig milieu

BS 13.1: Een constant inwendig milieu
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS 13.1: Een constant inwendig milieu

Slide 1 - Diapositive

Planning
  1. Leerdoelen
  2. Uitleg BS 13.1
  3. Opdrachten maken
  4. Wat hebben we geleerd?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
  • Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd

Slide 3 - Diapositive

Waarbij hoort poep?
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu

Slide 4 - Quiz

Inwendig milieu

Inwendig milieu =
  • Weefselvloeistof (tussen de cellen) 
  • Bloedplasma


Slide 5 - Diapositive

Uitwendig milieu

  • Uitwendig: alles wat in 'contact' staat met de buitenlucht
  • Longen, darmen, maag, etc.
  • Hierbij zijn schimmels, bacteriën en virussen aanwezig
  • Huid & slijmvliezen = scheiding tussen in- en uitwendig milieu

Slide 6 - Diapositive

Opname, opslag en uitscheiding
Door middel van deze 3 processen houden we het juiste aantal stoffen in bloed constant / gelijk
  • Opname
  • Opslag
  • Uitscheiding

Zintuigcellen, zenuwcellen en hormonen regelen dit

Slide 7 - Diapositive

Welk orgaan doet aan uitscheiding?
A
Spieren
B
Dunne darm
C
Nieren
D
Geel beenmerg

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Opname
Bepaalde stoffen worden regelmatig opgenomen uit het uitwendige milieu naar het inwendige milieu
Bijvoorbeeld:
  • Darmkanaal: opname voedingsstoffen
  • Longen: opname van zuurstof

 Dus: van uitwendig --> inwendig

Slide 10 - Diapositive

Opslag
Stoffen waarvan een teveel aanwezig is in het inwendige milieu, worden in bepaalde organen opgeslagen
  • In lever: glucose, mineralen, vitamines
  • In spieren: glucose (wordt omgezet in glycogeen)
  • Onder de huid: vet 
  • In geel beenmerg (lange beenderen): vet

Dus: van inwendig --> andere organen

Slide 11 - Diapositive

Uitscheiding
Overtollige of afvalstoffen gaan uit inwendig milieu en dan uit het lichaam verwijderd

  • Nieren: scheiden urine (afvalstoffen + water) uit
  • Lever: scheidt gal uit 
  • Longen: scheiden koolstofdioxide en water uit

Dus: van inwendig --> uitwendig

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Opdrachten maken
BS 13.1: opdrachten 1, 2, 3 en 5

Slide 14 - Diapositive

Wat hebben we geleerd?
  1. Wat is het verschil tussen inwendig en uitwendig milieu?
  2. Welke twee onderdelen vallen onder inwendig milieu?
  3. Welke drie processen zorgen voor het constant houden van een inwendig milieu?
  4. Noem voorbeelden bij elk proces.

Slide 15 - Diapositive