Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Herhaling
Signaalwoorden & tekstverbanden
Verbindingsmanieren alinea's
Onderwerp & hoofdgedachte
Tekstdoelen & -soorten
Slide 1 - Diapositive
Welke signaalwoorden ken je al?
Slide 2 - Carte mentale
Welke tekstdoelen kennen we?
Slide 3 - Question ouverte
Wat schrijf je op als er wordt gevraagd naar 'het onderwerp van een tekst'? Wees zo precies mogelijk...
Slide 4 - Question ouverte
Wat schrijf je op als er wordt gevraagd naar 'de hoofdgedachte van een tekst'? Wees zo precies mogelijk...
Slide 5 - Question ouverte
Nu mag je het zelf doen
--> Beantwoord de volgende vragen individueel (= alleen)
Slide 6 - Diapositive
Wat zijn signaalwoorden voor een tegenstelling?
Denk logisch na:
wat betekenen deze woorden in een zin?
A
verder, ten slotte, en
B
kortom, dus
C
tegenover, hoewel, echter
Slide 7 - Quiz
Signaalwoorden voor een opsomming:
A
daardoor, hierdoor, doordat
B
toen, maar, omdat
C
Ook, en, ten tweede, nog
Slide 8 - Quiz
Signaalwoorden voorbeeld
A
: / - / 1, 2, 3, enz.
B
eerst, toen, daarna
C
zo, zoals, bijvoorbeeld
Slide 9 - Quiz
Signaalwoorden voor oorzaak en gevolg
A
waardoor, daardoor, doordat
B
en, bijvoorbeeld, zoals
Slide 10 - Quiz
Welke signaalwoorden horen er bij een tegenstellend tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
maar, echter, echt niet,
C
dus, daarom, concluderend, kortom
D
maar, echter, toch, integendeel
Slide 11 - Quiz
Verwijder eerst het stickertje, druk vervolgens op de startknop. Wat zijn de signaalwoorden voor een opsomming staan in bovenstaande zin?
A
druk, eerst
B
startknop, daarna
C
verwijder, eerst
D
eerst, vervolgens
Slide 12 - Quiz
Welke signaalwoorden horen er bij een oorzaak-gevolg tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
ten eerste, daarna, vervolgens, tot slot
C
maar, echter, toch, integendeel
D
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie
Slide 13 - Quiz
Welke signaalwoorden horen er bij een concluderend tekstverband?
A
zoals, bijvoorbeeld, zo, ter illustratie van
B
dus, daarom, concluderend, kortom
C
ten eerste, daarna, vervolgens, ook, tot slot
D
doordat, daardoor, met als gevolg
Slide 14 - Quiz
Ik ben gek, maar ook wel aardig.
Toetsvraag =noteer beide delen van dit verband. Hoe schrijf je dit antwoord dan op?
Slide 15 - Question ouverte
Je weet toch dat ik helemaal niet van school houd? Ik vind het zo saai. Daarnaast ontneemt het mij mijn vrije tijd en houd ik ook nog eens niet van leren.