Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 300 min
Éléments de cette leçon
Herhaling havo4 - H1 - GEDRAG
Slide 1 - Diapositive
WAT IS GEDRAG?
Gedrag is alles wat een mens of dier doet.
Dit zijn alle waarneembare handelingen, niet-waarneembare handelingen en onbewuste handelingen.
Slide 2 - Diapositive
Er volgt gedrag (reactie) op de prikkel, als de motivatie de drempelwaarde bereikt.
Slide 3 - Diapositive
Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag.
Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
A
alleen geluiden en geuren
B
alleen geluiden en kleuren
C
alleen kleuren en geuren
D
zowel geluiden, als geuren en kleuren
Slide 4 - Quiz
STUDIE VAN GEDRAG
Gedragselementen = aparte handelingen van gedrag
Gedragsketen = gedragselementen in een bepaalde (vaste) volgorde
Gedragssysteem = samenhangende gedragsketens.
Slide 5 - Diapositive
Voortplantingsgedrag van stekelbaarsje
- vechten
- balts
- broedzorg
- Baltsgedrag
Balts bestaat uit:
- zigzaggen
- sidderen
- bevruchten
Slide 6 - Diapositive
PRIKKELS
Sleutelprikkel = Een prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft.
Supernormale prikkel = Een versterkte sleutelprikkel waarop een versterkte respons volgt.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
WAARNEMEN VAN GEDRAG
Ethogram = Lijst met objectieve en nauwkeurige beschrijvingen van gedragselementen
Protocol = Een opsomming van gedragselementen die een dier tijdens observatie vertoont. Met een protocol "kwantificeer" je het gedrag.
Antropomorfisme = Het subjectief toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
SOCIAAL GEDRAG
Baltsgedrag
Verzorgingsgedrag
Voedingsgedrag
Ritueel gedrag
Verzoeningsgedrag
Dreiggedrag
Conflictgedrag
Slide 12 - Diapositive
Conflictgedrag
Slide 13 - Diapositive
Twee stekelbaarsjesmannetjes bevinden zich op de grens van hun territorium. Ze vertonen allebei dreiggedrag. Plotseling gaat één van de vissen zandhappen. Dit zandhappen doet het mannetje bij het bouwen van een nest.
Hoe noem je dit gedrag in deze situatie?
A
verzoeningsgedrag
B
overspronggedrag
C
omgericht gedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 14 - Quiz
FUNCTIES VAN SOCIAAL GEDRAG
Vaststellen van de rangorde binnen een groep
Samenwerking (verhoging van de overlevingskans)
Bepalen van territorium
Slide 15 - Diapositive
Chimpansees behouden hun plaats in de rangorde van de groep meestal met dreiggedrag. Heel soms zijn er korte gevechten, maar meestal blijft agressief gedrag beperkt tot rituelen. Waarom vechten chimpansees niet vaker?
A
Chimpansees zijn te druk met het zoeken van voedsel om veel te vechten.
B
Dominante vrouwtjes bewaren de rust in de groep en voorkomen geweldsuitbarstingen.
C
Chimpansees zijn niet sterk genoeg om zware verwondingen te veroorzaken.
D
Natuurlijke selectie bevordert gedrag dat verwondingen en energieverspilling voorkomt.
Slide 16 - Quiz
Jaguars deponeren hun uitwerpselen op opvallende plaatsen en cheetahs urineren om...
A
andere groepsleden te waarschuwen voor gevaar.
B
om hun territorium af te bakenen.
C
om partners aan te trekken.
D
om prooien aan te trekken.
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Welke van de onderstaande gedragingen is aangeboren?
1- Een hamster komt elke avond op dezelfde tijd in actie 2- Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats op hetzelfde eiland. 3 -Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt het uit en eet er nooit meer eentje. 4 -Een wolf vindt zijn prooi door het geurspoor te volgen
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
geen van allen
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Trial and error
proefondervindelijk leren
Leren door
"vallen en opstaan"
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet. Dit is een voorbeeld van
A
Gewenning
B
Leren
C
Klassieke conditionering
D
Operante conditionering
Slide 27 - Quiz
Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden (de zweefvlieg lijkt veel op een wesp). De pad at de zweefvlieg op. De pad kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Later kreeg de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden, hij reageerde niet. Een aangeboden huisvlieg werd wel opgegeten. Door welke manier van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
proefondervindelijk leren
B
inzicht
C
gewenning
D
imitatie
Slide 28 - Quiz
Koekoeken leggen hun eieren in het nest van een andere soort. De vogel die het nest heeft gemaakt treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Een koekoekvrouwtje legt haar eieren altijd in nesten van de pleegoudersoort waardoor ze zelf is grootgebracht.Door welk leerproces leren koekoeken welke soort als hun pleegouder is opgetreden?
A
Imitatie
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Erfelijk bepaald
Slide 29 - Quiz
Zanglijsters zijn dol op huisjesslakken. Ze zijn niet sterk genoeg om het slakkenhuis met de snavel open te breken. De lijster pakt met de snavel een slak bij de rand van de opening van het huis en mept daarmee net zo lang op een steen tot het huis breekt. Een bepaalde zanglijster ziet herhaalde malen hoe andere zanglijsters deze aambeeldtechniek uitvoeren, maar neemt de techniek niet over.
Welk leerproces ontbreekt in dit geval bij deze zanglijster?
A
gewenning
B
imitatie
C
inprenting
D
trial & error
Slide 30 - Quiz
Mieren dragen dode mieren de mierenhoop uit en brengen de dode mieren naar een afvalhoop. Wanneer een levende mier wordt ingesmeerd met resten van dode mieren, dragen andere mieren dit diertje steeds weer onder verzet van het slachtoffer naar de afvalhoop tot het smeerseltje er helemaal vanaf is.
Welke van de volgende antwoorden biedt de beste verklaring voor dit gedrag?
A
Mieren kunnen alleen leren door operante conditionering
B
De mieren krijgen na verloop van tijd allemaal wat van het smeersel op hun eigen lijf
C
De mieren gaan door met dit gedrag tot er gewenning optreedt
D
Het smeerseltje is een sleutelprikkel voor een aangeboren gedragsketen