Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Meta Profesional LJ2 P3 46-60
Toetsstof periode 3 lj2
1 / 42
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spaans
MBO
Studiejaar 2
Cette leçon contient
42 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Toetsstof periode 3 lj2
Slide 1 - Diapositive
De werkwoorden
Regelmatig (op -ar, -er en -ir)
Onregelmatig (ir, querer, poder, seguir)
Slide 2 - Diapositive
Het werkwoord 'ir' = gaan
Ik ga met de metro
A
Voy en metro
B
Ir en metro
C
Vo en metro
D
Vamos en metro
Slide 3 - Quiz
Mevrouw Murillo gaat met de trein
A
La señora Murillo voy en tren
B
La señora Murillo va en tren
C
La señora Murillo ir en tren
Slide 4 - Quiz
We gaan naar het strand
A
Ir a la playa
B
Vaís a la playa
C
Vamos a la playa
Slide 5 - Quiz
Ik ga lopend
Slide 6 - Question ouverte
Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?
Slide 7 - Diapositive
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
Sr. Murillo
ik
jij
jullie
hij
wij
zij (mv)
Slide 8 - Question de remorquage
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
BAILA
ESTUDIÁIS
Slide 9 - Question de remorquage
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
VIVES
ESCRIBEN
VIVE
Slide 10 - Question de remorquage
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
VENDEN
APRENDEMOS
BEBE
CORRE
BEBÉiS
Slide 11 - Question de remorquage
Querer - poder
Onregelmatig!
Slide 12 - Diapositive
querer en poder
A
willen en houden van
B
reizen en willen
C
kunnen en lopen
D
willen en kunnen
Slide 13 - Quiz
Yo ....... la sopa
A
puedo
B
quiero
C
puede
D
querer
Slide 14 - Quiz
El estudiante no ....... beber en clase
A
puede
B
poder
C
quiero
D
querer
Slide 15 - Quiz
Verschillen tussen SER en ESTAR
SER
-> permanente eigenschappen
ESTAR
-> tijdelijke staat + zich bevinden
Slide 16 - Diapositive
Zet de juiste vorm bij de persoonsvorm van 'ser'
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
eres
somos
soy
son
es
sois
Slide 17 - Question de remorquage
Zet de juiste vorm bij de persoonsvorm van 'estar'
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
estás
estamos
estoy
estan
está
estais
Slide 18 - Question de remorquage
Kies tussen ser en estar:
Maria _____ en mi casa.
A
es
B
está
C
ser
D
eres
Slide 19 - Quiz
Kies tussen ser en estar:
Pedro ........ mi hermano
A
está
B
es
Slide 20 - Quiz
Het gebruik van 'hay'
Er is / Er zijn
Slide 21 - Diapositive
Welke zin is juist?
A
Hay la iglesia en Haarlem
B
Hay mucho iglesias en Haarlem
C
Hay una iglesia en Haarlem
Slide 22 - Quiz
Er is geen ov
A
No está transporte público
B
No hay transporte público
C
No son transporte público
Slide 23 - Quiz
Er zijn 20 huizen
A
Son 20 casas
B
Están 20 casas
C
Hay 20 casas
Slide 24 - Quiz
De halte is dichtbij
A
La parada hay cerca
B
La parada está cerca
C
La parada es cerca
Slide 25 - Quiz
Muy of mucho?
Muy - hoort bij een bijvoeglijk naamwoord
Mucho - hoort bij een werkwoord of een zelfstandig naamwoord
Slide 26 - Diapositive
........ tráfico
Slide 27 - Question ouverte
........ gente
Slide 28 - Question ouverte
........ moderno
Slide 29 - Question ouverte
Me gusta .........
Slide 30 - Question ouverte
La casa es ......... grande
Slide 31 - Question ouverte
Verplaatsen in de stad
Vervoer en plattegrond
Slide 32 - Diapositive
Welke voorzetsels horen hier:
Voy .... mi amigo .... casa .... tranvía
A
con - en - con
B
con - a - en
C
de - con - en
D
en - a - con
Slide 33 - Quiz
Welk woord ontbreekt?
Los servicios están cerca ....... la parada
A
con
B
en
C
el
D
de
Slide 34 - Quiz
Welk woord past?
....... toma el metro linea 9
A
Después
B
Va
C
Parada
D
Hasta
Slide 35 - Quiz
Welk woord past?
Baja en la ........ estación
A
metro
B
parada
C
próxima
D
hasta
Slide 36 - Quiz
Welk woord past?
Tienes que tomar el autobús en ..............
a Madrid
A
hasta
B
parada
C
próxima
D
dirección
Slide 37 - Quiz
Wat past?
Voy ...... bicicleta
Slide 38 - Question ouverte
Wat past?
Voy ...... Barcelona
Slide 39 - Question ouverte
Wat past?
Voy ...... aeropuerto
Slide 40 - Question ouverte
Het cijfer dat ik ga halen is een ...
Slide 41 - Carte mentale
Klaar voor de toets?
EXTRA OEFENEN?
Maak de bijbehorende oefeningen in het werkboek!
In de kantlijnen van het tekstboek staat een verwijzing naar de bijbehorende oefenopdrachten.
Slide 42 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Verbos Regulares e Irregulares
Novembre 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhalingsles jaar 1 - les 1
Juin 2021
- Leçon avec
42 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
C2 U1 Gramática. Presente (herhaling)
il y a 26 jours
- Leçon avec
33 diapositives
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
HRC - V2 - grammatica
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Spaans generiek CJ unidad 2
Octobre 2024
- Leçon avec
34 diapositives
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
PA1C2 Verbos en presente Nivel 1-4
Janvier 2021
- Leçon avec
39 diapositives
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
up2-flexuur- los verbos-up2
Mai 2022
- Leçon avec
21 diapositives
Spaans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Gramatica P3: Werkwoorden tener ser -ar-er-ir
Mars 2024
- Leçon avec
28 diapositives
Spaans
MBO
Studiejaar 1