§3.3 Lezen

§3.3 Lezen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§3.3 Lezen

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 3.3 Lezen

Je leert:


- wat een betoog is

- objectieve en subjectieve argumenten 

  herkennen

- hoe je argumenten kritisch kunt lezen

- argumenten, tegenargumenten 

  en weerleggingen herkennen

Slide 2 - Diapositive

Betoog 

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je al van
een betoog?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is een betoog? 

In een betoog geeft de schrijver zijn mening en licht die toe met argumenten.

Een betoog heeft meestal een driedeling: inleiding, middenstuk en slot.


Slide 5 - Diapositive

Een betoog is een subjectieve tekst.
Wat is het verschil tussen objectieve en
subjectieve informatie?

Slide 6 - Question ouverte

Subjectieve informatie is
per definitie onbetrouwbaar.
Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Leg uit dat in een filmbespreking altijd sprake is van twee tekstdoelen.

Slide 8 - Question ouverte

Geef nu zo veel mogelijke
voorbeelden van betogende tekstvormen

Slide 9 - Carte mentale

Kritisch lezen van argumenten

In een betoog zijn het vooral de argumenten die je kritisch moet lezen/beoordelen. 

Bij objectieve argumenten vraag je je af: is dit waar? Is het werkelijk gebeurd? Is dit onderzocht?
Bij subjectieve argumenten: Vind ik dit ook? Komt dit overeen met mijn mening? Waarop is dit gebaseerd?

Slide 10 - Diapositive

Wat is de inhoudelijke tekstopbouw van een betoog?
Inleiding
middenstuk
Slot
De schrijver geeft argumenten voor zijn mening.
De schrijver trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen.
De schrijver geeft zijn mening over het onderwerp.

Slide 11 - Question de remorquage

Waarom wordt een beoordeling tot de betogende teksten gerekend?

Slide 12 - Question ouverte


Is het argument objectief of subjectief?
Ik zou deze jas niet kopen, want hij is echt te duur.
A
subjectief argument
B
objectief argument

Slide 13 - Quiz


Is het argument objectief of subjectief?
Ik ga liever naar café Rosa, want dat is minder ver
fietsen vanaf mijn huis.
A
subjectief argument
B
objectief argument

Slide 14 - Quiz

Is het argument objectief of subjectief?
Veel ontbijtgranen zijn ongezond, want slechts 44%
van de ontbijtgranen in de winkel krijgt volgens de
Consumentbond de hoogste beoordeling (een A)
voor gezonde ingrediënten.
A
subjectief argument
B
objectief argument

Slide 15 - Quiz

Is het argument objectief of subjectief?
Het is vandaag een goede dag om naar het strand objectief / subjectief
te gaan, want het is lekker warm.
A
subjectief argument
B
objectief argument

Slide 16 - Quiz

Welke argumenten zijn sterker: objectieve of subjectieve argumenten?
Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Question ouverte

Welk argument heeft meer ondersteuning nodig, een objectief of een subjectief
argument? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Question ouverte

Waarom?


Of het op een plek buiten drie graden onder nul is, kun je controleren. Je kunt kijken op een thermometer of op een weersite op internet. Dit is dus een objectief argument. Of het buiten koud is, is subjectief. Jij vindt het misschien koud buiten, maar dit hoeft niet voor iedereen te gelden. 

Bij een subjectief argument kan het dus zo zijn dat iemand een andere mening heeft en het niet eens is met jou!

Slide 19 - Diapositive

Subjectieve argumenten
Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd: meningen, indrukken, ervaringen, voorspellingen, vermoedens 

Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid. Subjectieve argumenten niet. 

Als vandaag alles open is, dan ga ik liever naar Pathé dan naar Kinepolis, want Pathé is een betere bioscoop.

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag met de weektaak
Paragraaf 3.3:

. Samen lezen tekst 1

. Maken opdracht 6 t/m 9

Slide 21 - Diapositive