Spelling H2 en H3

Gebiedende wijs
- Geen onderwerp in de zin
- Altijd ik vorm tegenwoordige tijd
Word eens volwassen!
Kleed je zoals je wil!
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Gebiedende wijs
- Geen onderwerp in de zin
- Altijd ik vorm tegenwoordige tijd
Word eens volwassen!
Kleed je zoals je wil!

Slide 1 - Diapositive

Een gebiedende wijs is:
A
u-vorm
B
hele werkwoord
C
hij-vorm
D
gebod of bevel

Slide 2 - Quiz

Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bintd dit touw vast!
D
Bind dit touw vast!

Slide 3 - Quiz

Wat is de gebiedende wijs?
A
Wees eens rustig
B
Morgen kom je om 8 uur op school

Slide 4 - Quiz


Gebiedende wijs 
... daarmee op!


A
Hout
B
Houd
C
Hou
D
Houdt

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van een gebiedende wijs?
A
Persoonsvorm staat vooraan
B
Geen onderwerp
C
Altijd enkelvoud
D
Uitroepteken

Slide 6 - Quiz

Welke is de gebiedende wijs?
A
iedereen moet aan het werk
B
eet smakelijk

Slide 7 - Quiz

(Zijn, gebiedende wijs) stil!
A
Ben
B
Is
C
Was
D
Wees

Slide 8 - Quiz

De gebiedende wijs heeft geen onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Maandag 8 januari
Lezen 
Uitleg hoofdletters
Even checken
M. opdracht 7 t/m 10, blz. 149, 150

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 13 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 14 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
mevrouw Van der Vaart
B
mevrouw van der Vaart
C
Mevrouw Van Der Vaart

Slide 15 - Quiz

Hoofdletters:
waar staan de hoofdletters goed?
A
Ik ken stef Van leeuwen
B
Ik ken Stef van Leeuwen
C
ik ken stef van Leeuwen
D
ik ken Stef Van leeuwen

Slide 16 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 17 - Quiz

Wat moet met een hoofdletter?
A
maandag
B
maart
C
morgen
D
mark

Slide 18 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 19 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 20 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat

Slide 21 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 22 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 23 - Quiz

Dinsdag 9 januari
Lezen 
Boekopdracht 3: 12 februari
So spelling: 16 januari
Uitleg boekopdracht 4
Voltooid/tegenwoordig deelwoord: uitleg en oefenen
M. opdracht

Slide 24 - Diapositive

Even opfrissen: wat is het voltooid deelwoord ook alweer?
Beantwoord de volgende vragen

Slide 25 - Diapositive

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 26 - Quiz

Zij heeft door Indonesië en Thailand (reizen).
A
reisden
B
gereist
C
gereisd
D
gereisdt

Slide 27 - Quiz

Zij heeft het aan mij (beloven).
A
beloofd
B
belooft
C
beloven
D
beloofdt

Slide 28 - Quiz

Het voltooid deelwoord van worden
A
geworden
B
wilde
C
gewordt
D
wordt

Slide 29 - Quiz

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 30 - Quiz

Ging dit heel goed en heb je geen uitleg meer nodig?
Ga alvast aan de slag! 
3.9: opdracht 1 en 4
Klaar? Lees de leertekst over het voltooid deelwoord en maak opdracht 5.
Klaar? Ga online verder met 'versterk jezelf' of ga lezen.


Vond je het nog lastig en wil je extra uitleg? Steek dan je vinger op!

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

Slide 33 - Diapositive

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 34 - Diapositive

Aan de slag
3.9: opdracht 1 en 4
Klaar? Lees de leertekst over het voltooid deelwoord en maak opdracht 5.
Klaar? Ga online verder met 'versterk jezelf' of ga lezen.

Slide 35 - Diapositive

Donderdag 11 januari
Lezen
Bespreken opdracht 1
Tussenletters in samenstellingen
M. opdracht 7, 8 en 9
Check tussenletters

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 38 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 39 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
lindebloesem
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 40 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
keuzevrijheid
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 41 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 42 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 43 - Quiz

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 44 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 45 - Quiz

Samenstelling en tussenletter

Je schrijft geen tussenletter als...
A
het eerste woord geen zn is
B
het geen meervoud heeft
C
alleen een meervoud op een -s heeft
D
het aangeeft hoe leuk of groot iets is

Slide 46 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 47 - Quiz

Maandag 15 januari
Lezen
Bespreken opdracht 1, 4, 5, 7, 8 en 9 (in twee- /drietallen)
Zet vraagtekens bij moeilijke opdrachten. Deze bespreken we klassikaal
Herhalen werkwoordspelling


Slide 48 - Diapositive