de ww. op -er in de présent

de ww op -er 


 
van regelmatige ww op -er
in de présent
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

de ww op -er 


 
van regelmatige ww op -er
in de présent

Slide 1 - Diapositive

Stap 1: Neem de stam (hele werkwoord -er)
Stap 2: Zet je juiste uitgang achter de stam
je  stam +e                                
tu stam +es
il / elle / on stam +e
nous stam +ons
vous stam +ez
ils / elles  stam+ent

Slide 2 - Diapositive

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 3 - Question de remorquage

zingen = chanter
ik zing = ...
A
tu chantes
B
je chante
C
il chante
D
elle chante

Slide 4 - Quiz

zingen = chanter
jij zingt = ...
A
je chante
B
tu chantes
C
il chante
D
elle chante

Slide 5 - Quiz

zingen = chanter
hij zingt = ...
A
il chante
B
tu chantes
C
je chante
D
elle chante

Slide 6 - Quiz

zingen = chanter
zij zingt = ...
A
je chante
B
tu chantes
C
il chante
D
elle chante

Slide 7 - Quiz

zingen = chanter
wij zingen = ...
A
nous chantons
B
vous chantez
C
ils chantent
D
elles chantent

Slide 8 - Quiz

zingen = chanter
jullie zingen / u zingt = ...
A
vous chantez
B
nous chantons
C
ils chantent
D
elles chantent

Slide 9 - Quiz

zingen = chanter
zij (mnl) zingen = ...
A
elles chantent
B
vous chantez
C
ils chantent
D
nous chantons

Slide 10 - Quiz

zingen = chanter
zij (vrl) zingen = ...
A
nous chantons
B
vous chantez
C
ils chantent
D
elles chantent

Slide 11 - Quiz

danse
regardes
parlez
mangent
je
tu
vous
mes parents

Slide 12 - Question de remorquage

aimez
écoute
détestes
adorons
vous
Ma soeur
on
tu
Estelle et moi

Slide 13 - Question de remorquage

Opdracht- zet in de goede vorm:
1. Je .................................... (parler) français.

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht- zet in de goede vorm:
2. Nous (aimer) ....................... le Français.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht- zet in de goede vorm:
3. Tu (détèster) ................. les maths?

Slide 16 - Question ouverte

Opdracht- zet in de goede vorm:
4. Vous (travailler) ................ au marché?

Slide 17 - Question ouverte

Opdracht- zet in de goede vorm:
5. Marc et Eline ...........(adorer) le collège.

Slide 18 - Question ouverte

Het onderwerp vervangen
Je kunt het onderwerp vervangen door il, elle, ils of elles:

=> als het mannelijk is vervang je het door il of ils;
=> als het vrouwelijk is vervang je het door elle of elles.

Slide 19 - Diapositive

Sleep de zelfstandige naamwoorden naar de juiste vakken. Door welke kunnen ze worden vervangen?
il
ils
elle
elles
mes frères
les grandes rues
la cuisine
le salon
la chambre
mon amie
les belles villes
les vieux livres
le jardin
la maison

Slide 20 - Question de remorquage

Vervang het onderwerp door il, elle, ils of elles:

J'adore ma chambre. ... est grande.

Slide 21 - Question ouverte

Vervang het onderwerp door il, elle, ils of elles:

Voilà le parc. ... est au centre-ville.

Slide 22 - Question ouverte

Vervang het onderwerp door il, elle, ils of elles:

Le restaurant dans la rue Victoire. ... is là-bas!

Slide 23 - Question ouverte

Vervang het onderwerp door il, elle, ils of elles:

Les maisons sont vieilles. ... sont belles.

Slide 24 - Question ouverte

Vervang het onderwerp door il, elle, ils of elles:

Les appartement sont nouveaux. ... sont petits.

Slide 25 - Question ouverte