Comment décrire Havo 4 periode 3

Comment décrire? 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Comment décrire? 

Slide 1 - Diapositive

Comment décrire? 
Tijdens je mondeling ga je ook 'dingen' beschrijven.  Dit is handig omdat je ook in het buitenland soms niet weet hoe een voorwerp in een andere taal wordt genoemd, en om je verstaanbaar te maken kun je dan 'beschrijven' wat je bedoelt. 

In deze LessonUp leer je hoe je iets kunt beschrijven. 

Slide 2 - Diapositive

Comment décrire 
In de studiewijzer staat het handige document : 'Comment décrire'. Dit kun je vooraf aan je mondeling leren om zo handige zinnen paraat te hebben om iets te kunnen beschrijven. 


Slide 3 - Diapositive

Je kunt het onderscheid maken in de volgende categorieën:
C'est un truc, une personne, un endroit ou un animal. Welke categorieën zijn dat?
A
een dier, een beroep, een plaats een persoon
B
een ding, een persoon, een beroep een plaats.
C
een ding, een persoon, een plaats, een dier

Slide 4 - Quiz

Stel je hebt een voorwerp... 
Een voorwerp is 'un truc' of 'un objet' begin dan daar mee. 

C'est un objet    ou,  c'est un truc.  

Slide 5 - Diapositive

Zeg iets over de grootte en de vorm. 

C'est grand(e) / c'est petit(e)      Ce n'est pas grand, ni petit 


Slide 6 - Diapositive

L'objet est...
A
rectangulaire
B
carré
C
rond
D
triangulaire

Slide 7 - Quiz

Zeg iets over het materiaal... 
L'objet c'est fait en quoi? 
Le truc est fait en... 

Slide 8 - Diapositive

C'est fait en quoi?
C'est en...
A
argent
B
plastique
C
fer
D
bois

Slide 9 - Quiz

Waar bevindt het object zich? 
C'est un objet mobile/ immobile? 
Ce truc se trouve à l'intérieur où à l'extérieur? 
On trouve l'objet (par exemple)  à la cuisine, à l'école, à la salle de bains etc. 

Slide 10 - Diapositive

C'est un objet ...
A
mobile
B
immobile

Slide 11 - Quiz

Se truc se trouve....
A
à l'intérieur
B
à l'extérieur

Slide 12 - Quiz

Cet objet se trouve
dans...
A
la cuisine
B
la salle de bains
C
le jardin
D
la salle de séjour

Slide 13 - Quiz

Leg uit waarvoor we het gebruiken? 

On l'utilise pour.... 

Slide 14 - Diapositive

Pourquoi on l'utilise?
A
on l'utilise pour manger
B
on l'utilise pour préparer un dîner
C
on l'utilise pour apprendre une langue
D
on l'utilise pour s'identifier

Slide 15 - Quiz

description numéro 1: 
C'est un truc, c'est petit et c'est carré 
L'objet n'a pas vraiment une couleur, c'est plûtot transparant. 
C'est un objet mobile et on le trouve à l'intérieur. 
On trouve l'objet dans la cuisine. 
On l'utilise pour garder nos boissons fraîches. 
C'est en glace, et c'est un objet très froid 

Slide 16 - Diapositive

C'est quoi, description 1?
A
een koelkast
B
een ijsblokje
C
een cocktail
D
een glas water

Slide 17 - Quiz

description numéro 2: 
C'est un truc, c'est petit et c'est en tissu 
C'est en toutes sortes de couleurs. 
C'est un objet mobile et on l'utilise dans les endroits publiques. 
On l'utilise pour se protéger contre les virus. 
C'est obligatoire de le porter au bus mais aussi au supermarché par exemple. On le porte sur le visage. 

Slide 18 - Diapositive

C'est quoi, l'objet de description 2?
A
een pleister
B
een pcr test
C
een zakdoekje
D
een mondkapje

Slide 19 - Quiz

description numéro 3: 
C'est un animal
C'est un petit animal, il a deux pattes. 
Il vit à la ferme à l'extérieur. 
C'est un bébé, il a un bec, et il est un herbivore. 
L'animal a la couleur jaune et il est très mignon. 
On peut le manger, mais sa mère est plus populaire comme poulet rôti. 

Slide 20 - Diapositive

description 3, c'est quel animal?
A
een eend
B
een kip
C
een haan
D
een kuikentje

Slide 21 - Quiz

Attention! 
Het gaat er tijdens je mondeling om dat je zo uitgebreid mogelijk kunt beschrijven. Dus doe het stap voor stap. Als je meteen begint met : "Je gebruikt het om mee te schrijven"  dan kun je daarna direct stoppen, want weet ik al dat het om een pen gaat bijvoorbeeld. Dus begin met: Het is een ding, de afmeting, het materiaal, de kleur, waarop lijkt het, waar bevindt het zich, waarvoor gebruik je het.... etc. 

Slide 22 - Diapositive

Comment décrire (je vindt het document in de studiewijzer bij hulpbronnen) 

Slide 23 - Diapositive

Parler d'un livre 
In dat document: Comment décrire,  staan ook handige zinnen om te gebruiken bij het geven van je mening over en boek. 

Die zinnen zijn ook handig wanneer je over de Kleine Prins of over Aya de Yopougon   en Le Blessé du Parking gaat vertellen. 

Slide 24 - Diapositive

Qu'est-ce que tu peux faire maintenant? 


--> apprendre 'Comment décrire' 
--> Lire Aya de Yopougon/ Le Petit Prince 
--> préparer Le musée de toi-même 


Slide 25 - Diapositive