Thema vervoer

Thema: VERVOER
Te
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema: VERVOER
Te

Slide 1 - Diapositive

Introductie: De leerlingen gaan volgend jaar beginnen met dit thema. In de les van vandaag zullen zij alvast kort kennis maken met dit onderwerp.  
Aan het einde van de les:
  • ken ik verschillende soorten vervoer  in het Engels.
  • ken ik nieuwe woorden over het vervoer in het Engels.
  • kan ik in het kort vertellen welk vervoer ik gebruik als ik naar school ga. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

VERVOER
Waar denk je aan bij deze foto?

Slide 3 - Carte mentale

Introductie A: We gaan nadenken over vervoer. Kijk naar de foto, waar denk je aan? ( Denk  bv aan hoe je vandaag naar school bent gegaan.) 
Schrijf minstens 3 woorden op in het Nederlands, mag ook in het Engels. 
Waar denk je aan bij deze foto?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordblok vervoer

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordblok Vervoer 
  1. Lees de woorden eerst zelfstandig door. 
  2.  De docent leest de woordblok hardop voor. Zeg de Engelse woorden hardop na. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende vervoer

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Underground/subway=
Train= 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Underground/subway= Metro 
Train= Trein 

Slide 9 - Diapositive

uitleg: underground word gebruikt in engeland en subway in america. 
Metro kan ook gebruikt worden in het engels. 
By bike= 
By car= 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

By bike= met de fiets
By car= met de auto 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

By plane=
Scooter= 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

By plane= met de vliegtuig
Scooter= scooter 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tram= 
Bus= 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tram= tram
Bus= bus 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervoer= Transport
  • Underground/subway= Metro
  • Train= Trein
  • By bike= met de fiets
  • By car= met de auto 
  • By plane= met de vliegtuig 
  • Scooter= scooter
  • Tram= tram 
  • Bus= bus 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat past het best bij de foto?

Slide 17 - Diapositive

Nu we verschillende woorden hebben besproken gaan we een kort opdrachtje maken om te kijken hoeveel jullie hebben opgepakt van deze woordjes. 


A
He is the passenger
B
he is the bus
C
He is the bus driver
D
he is the public transport

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
I go home by bike
B
I go home by car
C
I go home by public transport
D
I take the subway

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
It transports a lot of passengers on the road.
B
It transports a lot of drivers in the sky.
C
It transports one passenger in the sky.
D
It transports a lot of passengers in the sky.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


A
In winter I travel by car
B
In summer I travel by public transport
C
In summer I travel by car
D
In winter I travel by bike

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

How do you go to school?

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf op in correcte Engelse zin. Mogen meerdere zinnen zijn. 
Voorbeeld op het boord schrijven: 
I go to school by .... (and ...)
I take the ... (then ... )
(als je meerdere vervoer gebruikt dan kan je dat opschrijven door and en then, dit uitleggen.)

Uitlegblok
1. Uitlegblok zelfstandig doornemen.
2. Uitlegblok klassikaal doornemen. 
3. Zelf schrijven hoe je naar school gaat in minimaal 5 zinnen. 
4. Klassikaal bespreken. 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Eerst klassikaal modellen. 
Bij het zelf schrijven moet je de leerlingen duidelijk maken dat ze de zinnen in het uitlegblok mogen gebruiken, maar wel moeten aanpassen. 
BV; Bij de eerste zin. Als een leerling een kleine auto heeft dan moet hij deze aanpassen inde zin. 
Als een leerling niet met de auto gaat dan moet hij verder kijken in de tekst, daar staan meerder vervoermiddelen. 

Short Quiz 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tek
A vehicle that transports passengers. 
Using a bicycle is good for health
It travels long distances in the sky 
A four wheeled road vehicle, can carry small amount of people.

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hebben jullie vandaag geleerd?
Leerdoelen:

  • Jullie kennen nu verschillende soorten vervoer in het Engels.
  • nieuwe woorden over het vervoer in het Engels.
  • en jullie kunnen nu in het kort vertellen welk vervoer je gebruikt als je naar school gaat.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions