oefenen met ein-groep woorden (bezittelijk voornaamwoord

ein-groep 
de ein-groep zijn de woorden ein en kein
Met deze groep heb je al kennis gemaakt.
Maar de ein-groep is eigenlijk veel groter.
Daar horen ook de bezittelijke voornaamwoorden bij.
Bekijk de volgende uitlegvideo, of sla deze over.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

ein-groep 
de ein-groep zijn de woorden ein en kein
Met deze groep heb je al kennis gemaakt.
Maar de ein-groep is eigenlijk veel groter.
Daar horen ook de bezittelijke voornaamwoorden bij.
Bekijk de volgende uitlegvideo, of sla deze over.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Ich habe ............Lied (o) gesungen
A
eine
B
keine
C
ein
D
eines

Slide 3 - Quiz

Frau Hansen ist ................Dame.
A
kein
B
keine

Slide 4 - Quiz

Lena ist (mijn)..................Cousine.
A
meine
B
mein
C
meiner
D
meines

Slide 5 - Quiz

(onze)....................Lehrer hat uns gut geholfen.
A
unsere
B
uns
C
unser
D
unseren

Slide 6 - Quiz

Ist das (jullie).......Mutter?
A
ihre
B
euere
C
euer
D
ihr

Slide 7 - Quiz

Das sind (onze)...............Brüder (mv)
A
uns
B
unsere
C
unser
D
unseren

Slide 8 - Quiz

Sie hat eine Cola bestellt.
Es ist (haar)...............Cola (v)
A
ihre
B
ihren
C
ihr
D
ihrer

Slide 9 - Quiz

Frau Klein, ist das (uw).........Sohn? (hij of hem??)
A
ihr
B
Ihr
C
Sie
D
seine

Slide 10 - Quiz

(Jouw).............Geburtstagsparty) ist
wirklich toll. Wir haben (onze).......
Schuhe(mv) ausgezogen, damit wir tanzen können.

A
dein, unser
B
deine, unsere
C
dein, eure
D
ihre, unsere

Slide 11 - Quiz

(Zijn).... Auto (o) und (haar)...... Bus (m) stehen auf dem gleichen Parkplatz.
(hun)... Fahrzeuge(mv) sind beide blau.
A
sein, ihr, ihre
B
sein, ihr, sie
C
seine, ihre, ihr
D
sein, sie, sie

Slide 12 - Quiz

ein-groep
De manier waarop het ein-woord gevraagd wordt ziet er nu iets anders uit.
Eerst kreeg je het ein-woord tussen haakjes aangeboden en nu staat de basisvorm van het ein-woord voor de spatie.
Jij moet nu bedenken welke uitgang erachter komt of geen uitgang. 

Slide 13 - Diapositive

Mein.......Schwester heißt Anna und wie heißt dein......Bruder?
A
mein, dein
B
meine, dein
C
meine, deine
D
meiner, deinen

Slide 14 - Quiz

Unser.....Weihnachtsbaum sieht schön aus.(hij of hem?)
A
Uns
B
Unsere
C
Unser
D
Unseren

Slide 15 - Quiz

Wie heißt Ihr.......Neffe, Frau Seliger?
(hij of hem?)
A
ihre
B
Ihr
C
Ihre
D
ihr

Slide 16 - Quiz

Hast du dein......Kinder (mv) schon von der Schule abgeholt?Mein........Tochter ist schon zu Hause.
A
deine, mein
B
dein, mein
C
dein, meine
D
deine, meine

Slide 17 - Quiz

Wir haben ihr........Eltern heute besucht.
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
sie

Slide 18 - Quiz

ENDE

Slide 19 - Diapositive