§2 zelfstandig naamwoord en lidwoord

Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord & lidwoord
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord & lidwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Uitleg: Grammatica zelfstandig naamwoord en lidwoord

Opdracht: Maak werkblad en leertaak in Numo

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Ik kan zelfstandige naamwoorden en lidwoorden in zinnen herkennen 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Zelfstandig naamwoord
  1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  2. Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord (en begint met een hoofdletter).  


Slide 5 - Diapositive

Hoe is een zn te herkennen?
- Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
- Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
- Je kunt er vaak een lidwoord (de, het of een) voor zetten

Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  • Mens: jongen
  • plant: cactus
  • dier: hond
  • ding: wolk
  • gevoel: liefde

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
2. Een eigennaam is een zelfstandig naamwoord.
  • Jan
  • Annelies
  • Gert
  • Johannis (de) Zeeuw

Slide 8 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
3. Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
  • Lengte - lengtes
  • kwal - kwallen
  • melk, onzin, rijst  - geen meervoud

Slide 9 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
4. Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
  • been - beentje
  • stoplicht - stoplichtje
  • honger, Jansentje - geen verkleinwoord

Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
5. Je kunt er vaak een lidwoord (de, het of een) voor zetten. 
  • poes - de poes
  • museum - het museum
  • rijst - krijgt nooit een lidwoord

Slide 11 - Diapositive



Vakanties voor het najaar zijn razend populair.
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zie je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz



In het huis van mijn vriend wonen weinig mensen.
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zie je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Samengevat: zelfstandig naamwoord
  1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  2. Een eigennaam is een zelfstandig naamwoord.
  3. Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
  4. Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
  5. Je kunt er vaak de, het of een voor zetten. 

Slide 14 - Diapositive

Lastige gevallen
concreet zelfstandig naamwoord
Je kunt het aanraken/ vastpakken
abstract zelfstandig naamwoord
Je kunt het niet aanraken/ het bestaat niet/ denkbeeldige personen of zaken (heksen, luilekkerland, elfen, Zweintein, ... )
werkwoord - zelfstandig naamwoord
Wij werken erg hard tijdens de les Nederlands.
De werking van de machine is niet optimaal.



Slide 15 - Diapositive


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quiz

Lidwoord
- Er zijn maar 3 lidwoorden: de, het en een.

De & het --> bepaald lidwoord
Een --> onbepaald lidwoord

Slide 17 - Diapositive

Bepaald en onbepaald
De/het = bepaald lidwoord.
Het is bepaald, het staat vast wanneer je de of het gebruikt.

Een = onbepaald lidwoord.
Onbepaald omdat je een zowel voor een de- als een het-woord kunt zetten.



Slide 18 - Diapositive

Onbepaald lidwoord
Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.
Je gebruikt het als niet duidelijk is wat of wie je precies bedoelt: een jongen, een plan, een fiets.
De hond blaft (je weet welke hond).
Een hond blaft (je weet niet welke hond).

Slide 19 - Diapositive


HET is mij veel te koud!
HET = lidwoord
HET = geen lidwoord
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 20 - Quiz

Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een

Slide 21 - Quiz

Aan de slag 
Maak het werkblad
Maak de leertaak in Numo

Slide 22 - Diapositive