Schreiben D Termin vereinbaren

♥lich Willkommen!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

♥lich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Start
  • Korte herhaling regelmatige werkwoorden en B Schreiben
  • Schreiben D Termin vereinbaren

  • Oefening boek 

Slide 2 - Diapositive

Am Ende der Stunde:
  • Je kunt de vertalingen van 'naar' en kunt ze op de juiste manier gebruiken.
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.
  • Je kunt de voorzetsels met de derde naamval gebruiken. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vervoeg het werkwoorden 'arbeiten'
(ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie)

Slide 5 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'trainieren'
(ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie)

Slide 6 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'reisen'
(ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie)

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: van maandag tot vrijdag

Slide 8 - Question ouverte

over drie weken

Slide 9 - Question ouverte

vertaal: zeven jaar geleden

Slide 10 - Question ouverte

Einleitung

Welke vragen stel je iemand als je een afspraak wilt maken?

Wist je dat je korte en bondige zinnen mag schrijven bij het maken van een afspraak? Sommige zinnen bestaan uit slechts twee of drie woorden. 

Slide 11 - Diapositive

Overige tijdsuitdrukkingen 

Von Montag bis Freitag= van maandag tot vrijdag
In 2 Wochen = over 2 weken
Vor 2 Jahren = twee jaar geleden 

Slide 12 - Diapositive

'naar' auf Deutsch
Er zijn drie vertalingen van 'naar' in het Duits. 
zu
nach 
in 

Slide 13 - Diapositive

Wanneer gebruik je welke?
  • Zu --> bij personen: zu dir fahren
  • nach--> 1. bij aardrijkskundige namen zonder lidwoord:                                    nach Berlin fahren
                          2. in vaste combinaties zoals: nach links,  
                               nach rechts, nach Hause
  • in --> 1. bij landen met een lidwoord: in die Schweiz fahren
                    2. ergens naar binnen gaan: in die Schule gehen 

Slide 14 - Diapositive

naar Amsterdam
A
zu Amsterdam
B
nach Amsterdam
C
in Amsterdam

Slide 15 - Quiz

naar huis
A
Zu Hause
B
Nach Hause
C
In Hause

Slide 16 - Quiz

naar de oma
A
Zu Oma
B
Nach Oma

Slide 17 - Quiz

naar Nederland
A
nach die Niederlande
B
zu den Niederlanden
C
in den Niederlanden
D
in Niederlande

Slide 18 - Quiz

Aufgabe 25 und 26
Aufgabe 25:  Lees de berichten van Walter, Nicole en Maike. 
Probeer de antwoorden uit de tekst te halen. 

Aufgabe 26: Je gaat zinnen vertalen. Deze zinnen kun jij gebruiken om straks zelf een bericht te kunnen schrijven. Haal de vertalingen van de zinnen uit opdracht 25. 
Fertig? Laat eerst de zinnen controleren! Daarna aan de slag met opdracht 27 en 28a 

Slide 19 - Diapositive

Hausaufgaben

Aufgaben 25 bis 28a
Lernen: Seite 220 persoonlijk voornaamwoord 3 (Dativ)
Seite 223 de voorzetsels met de derde naamval 

Slide 20 - Diapositive