Oefentoets Bevolking P1 en 2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Oefentoets Bevolking en Ruimte

Wat is een agglomeratie?

1. Elke wijk heeft eigen centrum met voorzieningen
2. Als de steden veel contacten met elkaar hebben
3. Als dicht bij elkaar gelegen steden aan elkaar vastgroeien

In welke fase van demografische transitie zat Nederland vlak na WO2?

1. FASE 1
2. FASE 2
3. FASE 3
4. FASE 4

In welke fase zit Nederland nu?

1. FASE 1
2. FASE 2
3. FASE 3
4. FASE 4

In welke fase zit een Afrikaans ontwikkelingsland?

1. FASE 1
2. FASE 2
3. FASE 3
4. FASE 4

Welke woord past bij de volgende zin?

In de jaren 70 waren te weinig woningen in de stad. Gezinnen trokken daarom de stad uit.

1. Urbanisatie
2. Seizoenarbeiders
3. Suburbanisatie
4. Gastarbeiders

Verbind de 4 fazes van de demografische transitie met de juiste beschrijving

Faze 1

Faze 2

Faze 3

Faze 4

Daling geboortecijfer

Laag sterftecijfer

  = bevolking groeit

Laag geboortecijfer

Laag sterftecijfer

 = bevolking blijft gelijk (of krimpt)

Hoog geboortecijfer

Hoog sterftecijfer

  = bevolking blijft gelijk

Hoog geboortecijfer

Daling sterfecijfer

  = bevolking groeit

Welke woord past bij de volgende zin?
Op de toegangswegen naar de stad staan de files. De overheid stimuleert daarom het wonen in de stad.

1. Urbanisatie
2. Seizoenarbeiders
3. Suburbanisatie
4. Gastarbeiders

In de zomer van 2014 kwam er een eind aan de problemen op de huizenmarkt. Er werden meer huizen verkocht en de prijzen gingen omhoog.
Leg uit waarom de huizenmarkt als eerste verbetert in grote steden als Amsterdam, Groningen en Utrecht en pas daarna in kleine steden en op het platteland.

1. De grote steden hebben al genoeg woningen op tijd gebouwd, toen de crisis voorbij was waren ze klaar voor de nieuwe inwoners.
2. Veel mensen vinden wonen in de grote stad aantrekkelijk . Daarom is daar meer vraag naar woningen.
3. Op het platteland hebben de mensen niet zo snel behoefte aan een nieuwe woning.

Land Y heeft 10.000 inwoners en is 50 km2 groot. Hoe groot is de bevolkingsdichtheid in land Y?

1. 100 inwoners/km2
2. 150 inwoners/km2
3. 200 inwoners/km2
4. 250 inwoners/km2

Tot 1990 keerden veel mensen – vooral gezinnen – de grote stad de rug toe. Waarom?

1. Geen geschikte woning te vinden
2. Geen werk
3. Gevoel van onveiligheid
4. Te weinig voorzieningen

Zet de begrippen op volgorde van weinig naar veel inwoners

Voorstad

Centrale stad

Megalopolis

Stadsgewest

Stedelijk gebied

Agglomeratie

Dorp

Suburbanisatie heeft de afgelopen tientallen jaren geleid tot congestie in het verkeer.
Deze uitspraak ...

1. geldt vooral voor de 20 eeuw.
2. is juist.
3. is niet juist.
4. geldt voornamelijk voor het noorden van Nederland

Wat is sociale bevolkingsgroei?

1. Bevolkingsgroei door migratie
2. Bevolkingsgroei door geboorten
3. Bevolkingsgroei door sterfte
4. Bevolkingsgroei door reizen

Zet de vier foto’s in de juiste volgorde vanuit het centrum van de stad naar de buitenrand van de stad. Kies de juiste volgorde bij een stad volgens het model van een (Europese) stad?

1. 1-2-3-4
2. 2-3-1-4
3. 2-3-4-1
4. 3-2-4-1

Groeigebied

Krimpgebied

Ontgroening

Vergrijzing

Leegstand

Vooral aantrekkingsfactoren

Kinderdagverblijf

Welke begrippen horen bij de onderstaande stellingen: 

1= Afname van het aantal jongeren (onder de 20 jaar) in de bevolking.

2= De verdeling van mensen over een land of gebied.

3= De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen.

4= Het gemiddelde aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.

5= Toename van het aandeel ouderen (65+) in de bevolking.

levensverwachting

vergrijzing

leeftijdsopbouw

bevolkingsspreiding 

Ontgroening 

Wat is de nu de sociale bevolkingsgroei?

1. 120 immigranten - 110 emigranten = 10 mensen
2. 120 immigranten-110 emigranten = -10 mensen
3. 110 emigranten + 120 immigranten = 230 mensen
4. 120 immigranten x 110 emigranten= 13200 mensen

Bedrijven trekken weg uit de centrale steden. Daar hebben ze allerlei redenen voor. Welke reden zie je in de foto?

Noem 2 oplossingen om de filedruk te verminderen.

Je ziet een bevolkingspiramide. Je ziet dan per leeftijdsgroep het aantal mensen.
In welk jaar is sprake van een grotere demografische druk: 2000 of 2050? Leg je antwoord uit.

Waarom was het voor 1980 niet aantrekkelijk om in het centrum van Rotterdam te wonen en nu wel? Gebruik in je antwoord het begrip stedelijke vernieuwing.

einde