Begrijpend lezen H6, havo 3

Lezen H6
Functiewoorden 2
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Lezen H6
Functiewoorden 2

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na de lessenserie kun/weet je: 
- wat functiewoorden zijn
- het verschil tussen functiewoorden en signaalwoorden
- een alinea of tekstgedeelte omschrijven met een functiewoord
- waarom het belangrijk en nuttig is om functiewoorden te herkennen in een alinea of tekstgedeelte 

Slide 2 - Diapositive

Functiewoorden
  • Een tekst heeft een bepaald tekstdoel en een bepaalde structuur.
  • Binnen die structuur is een tekst ingedeeld in met elkaar samenhangende tekstdelen en alinea's.
  • Tekstdelen en alinea's kunnen ten opzichte van elkaar en het tekstdoel een bepaalde functie vervullen. Deze kun je aanduiden met functiewoorden. 

Slide 3 - Diapositive

Opdracht
Je krijgt zes nieuwe functiewoorden met hun omschrijvingen. Leg de juiste omschrijving bij het juiste functiewoord. 
Dit doe je in tweetallen. 

Slide 4 - Diapositive

Oefenen
Vanaf hier mag je kiezen of je zelfstandig aan de slag gaat met de LessonUp of dat je klassikaal met mij meedoet. 
Als je zelfstandig aan de slag gaat, log je in bij LessonUp en zoek je deze les op: Begrijpend lezen H6, havo 3. 
Op de laatste dia van de les staat welke opdrachten je moet maken. Je maakt de opdracht met je boek en je schrift. 

Slide 5 - Diapositive

(– uit een tekst over jonge ondernemers)
Op zijn zestiende had hij een gouden idee voor een bedrijf: pizza-automaten bouwen. Nu werkt Jordi Hillenga (20) hard om er een internationaal succes van te maken. Hoe kwam hij op het idee om pizza-automaten te gaan maken? Wat heeft hij nodig om internationaal door te breken? En hoe ziet een werkdag van deze jonge ondernemer er eigenlijk uit? Elsevier liep een dagje met Jordi mee.

A
vraagstelling
B
anekdote
C
aanleiding
D
constatering

Slide 6 - Quiz

(– uit een tekst over de intelligentie van octopussen)
De nukken van octopus Truman vormden een belangrijke bijdrage aan de wetenschap. Hij had zonder een echt duidelijke reden een gruwelijke hekel aan één verzorgster. Telkens weer als zij binnenkwam in Trumans aquarium in Boston (VS), spoot hij een flinke plens water in haar richting. De haat zat diep.
Toen de verzorgster namelijk na maandenlange afwezigheid terugkeerde, herkende Truman haar en spoot haar weer nat. Lange tijd zagen kritische biologen dit soort verhalen aan voor overmatig enthousiasme van octopusfanaten. Nu blijkt echter dat octopussen inderdaad voorkeur voor personen kunnen hebben.
A
afweging
B
vraagstelling
C
anekdote
D
nuancering

Slide 7 - Quiz



Welke functie heeft alinea 3 ten opzichte van alinea 2? (klik om in te zoomen)
A
gevolg
B
samenvatting
C
voorbeeld
D
uitwerking

Slide 8 - Quiz

Voordat jullie aan de slag gaan
nog even een paar controlevragen.

Slide 9 - Diapositive


Hoe geeft de schrijver tekstverbanden aan?
A
Met functiewoorden
B
Met signaalwoorden

Slide 10 - Quiz


Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel

Slide 11 - Quiz


Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 12 - Quiz

Aanbeveling, Vraagstelling, definitie en uitwerking zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 13 - Quiz

Opdrachten H6 Lezen
Blz. 168-170: Maak opdracht 1, 2 en 3.
Dit is huiswerk voor donderdag 30 mei. 


Slide 14 - Diapositive