Week 2, les 1 bijvoeglijk nw. / meervoud (samenwerken)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos a la clase de español!

• ¿Qué día es hoy?

         

               

¿Qué hacemos hoy?

• ¿Qué hemos hecho?

• ¿Cuál es nuestro objetivo?

• ¡A trabajar!
  

• Fin de la clase.
  

¿Qué sabemos? (5)

Instrucción (10)

Individuele begeleiding (5)

Werken in groepjes (20)

Evaluación (5)

Wat hebben we voor de vakantie gedaan?

¿Cuál es nuestro objetivo?

A/ B: Ik kan een mening geven en ik iets vertellen over mijn huis.

(5) Ik kan de bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans gebruiken.

(6) Ik kan het meervoud vormen van de zelfstandige en bijvoeglijke

      naamwoorden.

(15) Ik weet dat zelfstandige naamwoorden mannelijk of vrouwelijk 

       kunnen zijn.

¡A trabajar! - ¿Qué sabemos?

zelfstandig nw.

Mannelijk:  -o  / bijv. = libro  /  lidwoord = el, los

Vrouwelijk: -a / bijv. = casa / lidwoord = la, las

Bijvoeglijk nw.

Kunnen eindigen op:

- o (mannelijk) = bonito, mooi

- a (vrouwelijk) = pequeña, klein

- e (onveranderlijk) = grande, groot

- medeklinker (onveranderlijk, behalve nationaliteiten) = azul, blauw

* holandés, holandesa / español, española

meervoud

Er zijn 3 vormen:

- s, woorden die eindigen op klinker =  mesa --> mesas

- es, woorden die eindigen op medeklinker = actor --> actores

- ces, woorden die eindigen op [z] = pez --> peces

¡Fíjate!

- Het bijvoeglijk nw. staat achter het zelfstandig nw.

- Het bijvoeglijk nw. richt zich tot het zelfstandig nw. 

*  (geslacht, enkelvoud, meervoud)

- Bijvoorbeeld:  el libro bonito / los coches azules / la silla bonita / las sillas bonitas)

la casa - bonito

el libro - bonito

la profesora - genial

Zet in het meervoud:
la casa grande

zet in het meervoud:
el exámen difícil

zet in het meervoud:
el profesor simpático

¡A trabajar!

Aan de slag!

¿Qué?
* Werken volgens planner
* Zie reader blz. 11, 12, 13

¿Cómo?
* Fluistertoon
* Samenwerken in groepjes

¿Listo?
* Controleer antwoorden
* Werk verder met planner
* Leer woordenlijsten Quizlet

Opdrachten

LA (tektboek): pág. 34 ej. 1, 2, 3, 4

LE (werkboek): pág.12 ej. 2.5

LE (werkboek): pág. 13 ej. 2.6, 2.7, 2.8, 2.9

Evaluación

• ¿Controlar?

* Página 34, ejercicio 1, 2, 3, 4

• ¿Qué tal?

* Wat was je leerdoel?

* Hoe gaat je leerdoel?

* Wat moet je nog leren?

Fin de la clase...

• ¿Preguntas?

• Wat ging goed? Wat ging minder goed?

• Wat doen we de volgende les?

* Kijk eens in je planner. Wat doen we de volgende les?

* ¿Deberes?

• ¿Qué tal la clase?

¿Qué tal la clase?

Opmerkingen