2024_week 5_2mh_les1_lesen und LOGO

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• Jacke aus
• Laptop geschlossen auf dem Tisch
• Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch

• Als de timer is gestopt maak je opdracht 5 op blz. 97
  

An die Arbeit

Machen Leseaufgabe 5 auf Seite 97

1. Lees eerst de vragen 

2. Lees de tekst en ga gericht op zoek naar het antwoord.

Hoe? In stilte

Klaar? Aufgabe 4 auf Seite 120

übersetzen

• der Abschluss
• das Frühstück
• die Kartoffeln
• fahren
• allein
• kochen
• wegwerfen
• zwiebeln
• der Kuchen

• erleben
• mieten
• sondern
• einfach
• der Bereich
• aufräumen
• hinter
• zahlen
• die Feuerwehr
• der Notfall

Schrijf eerst de woorden op en zoek de vertaling!

Je hebt ze straks nodig!

Was machen wir heute?

• Leseaufgabe
• Wörter übersetzen
• Wörter kontrollieren mit lesson-up
  
• LOGO

Lernziel

• Aan het einde van de les kan je 3 Duitse woorden opnoemen, doordat je woorden vertaald hebt.

het noodgeval

1. das Nood
2. der Notfall
3. am Gefallen
4. das Nootgeval

das Frühstück

1. het leven
2. het ontbijt
3. de klok
4. het stukje

die Kartoffeln

1. de kaarten
2. de kartingbaan
3. de aardappelen
4. de toffe mensen

rijden

1. drieven
2. rieten
3. reiden
4. fahren

allein

1. alleen
2. allemaal
3. alles
4. lijn

koken

1. cooken
2. koken
3. gekocht
4. kochen

wegwerfen

1. werpen
2. verwerpen
3. weg gaan
4. weggooien

uien

1. zwiebeln
2. unionen
3. sondern
4. uienschen

der Kuchen

1. keuken
2. het kuchen
3. het gebak
4. kuiken

die Überasschung

1. de overkant
2. de verassing
3. de übertaxi
4. de schommel

der Schrank

1. de kast
2. de zieke
3. de rivier
4. de huur

beleven

1. believen
2. leben
3. beleiben
4. erleben

huren

1. houren
2. mieten
3. renten
4. huuren

sondern

1. omdat
2. tot
3. maar
4. vanaf

makkelijk

1. zahlen
2. einfach
3. fahren
4. schrank

der Bereich

1. het bereik
2. het bereiken
3. het bedrijf
4. het gebied

aufräumen

1. omhoog
2. opruimen
3. ruimte
4. het ruim

hinter

1. achter
2. voor
3. maar
4. tot

zahlen

1. het getal
2. betalen
3. zeggen
4. tellen

de brandweer

1. das Feuer
2. die Brandwetter
3. die Feuerwehr
4. der Brandwier

www.zdf.de

Nenn drei deutsche Wörter

Hausaufgaben

Lernen: 

Leer de woordjes uit je schrift en oefen met leesteksten uit je boek

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Auf Wiedersehen!