Havo 2 - Feit, mening, argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Havo 2 

Leesvaardigheid hoofdstuk 4

 Feiten, meningen, argumenten

Lesdoel

- Je kunt vertellen wat feiten, meningen en argumenten zijn.

- Je kunt feiten en meningen herkennen.

- Je kunt argumenten herkennen.

- Je kunt zelf feiten en mening bedenken.

Planning deze les

• Huiswerk controle
• Theorie over feiten, meningen en argumenten doornemen.
• Oefenen
• Huiswerk voor volgende les

Feit vs. Mening

Feit

• Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  
• Een feit kan je controleren.
  

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Mening (standpunt)

• Wat iemand ergens van vindt
• Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Rotterdam telt 220.000 inwoners.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Het is vandaag 16 graden Celsius.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Het is vandaag lekker weer.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Nederland ligt in Europa.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
Nederlands is een leuk vak.

1. feit
2. mening

Noteer een feit over jezelf.

Noteer een mening over iets.

Argument (reden)

• Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
• Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Bedenk een argument voor de stelling: "Bijles moet worden afgeschaft" Begin met het woord "omdat"

Bedenk een argument voor de stelling: "Iedereen moet een jaar in het leger na de middelbare school" Begin met het woord "want"

Noteer

Tekstverband	signaalwoorden
redengevend	want, omdat, daarom, dus, de reden hiervoor is.

Huiswerk

Maak opdracht 3 blz. 135 & 136