dinsdag/ donderdag sept Comparisons ( vergelijkingen )

COMPARISONS - VERGELIJKINGEN
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

COMPARISONS - VERGELIJKINGEN

Slide 1 - Diapositive

Theory
Theorie
Vergelijkende trap ( than )
Overtreffende trap ( the )
Korte woorden
Let op spelling bij woorden die eindigen op -y en -e
+er
+est
2 of meer lettergrepen
more ( ervoor )
most ( ervoor )
Uitzonderingen:
good
better
best
bad
worse
worst
as...as..
woord blijft zoals het is
woord blijft zoals het is

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Hou je boek erbij... 
Op blz. 40 staat de uitleg over vergelijkingen ook. 
Succes! 

Slide 4 - Diapositive

Comparisons: hoe maak je een comparison?
A
er - est
B
er - est/more - most
C
more - most
D
er - more - most

Slide 5 - Quiz

Grammar: Comparisons
She is wearing ... (beautiful) dress.
A
more beautiful than
B
beautifuller than
C
the most beautiful
D
the beautifullest

Slide 6 - Quiz

Wat is de overtreffende trap van:
'happy'
A
the happiest
B
the happyest
C
the most happy

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:


You can see James Bond doing the ................. (exciting) stunts.
A
Excitinger
B
Excitingest
C
More exciting
D
most exciting

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:


Our house is ......................... yours (large).
A
Largest
B
Largeer then
C
Larger than
D
Largeest than

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:

I think the scripts are the .............. (bad) in the world.
A
Badest
B
Baddest
C
Worst
D
More bad

Slide 10 - Quiz

Complete the comparison:
bad - ____ - _____
A
badder, baddest
B
worse, worst
C
more bad, most bad
D
more worse, most worst

Slide 11 - Quiz

Wat is de overtreffende trap van:
'good'
A
the goodest
B
the most good
C
the bestest
D
the best

Slide 12 - Quiz

Gebruik de juiste trap van vergelijking:

Ron is a small dog, but the cat is .............
A
Small
B
Smaller
C
Smallest

Slide 13 - Quiz

Comparisons:
The King is the ___________
A
more powerful
B
powerfuller
C
powerfullst
D
Most powerful

Slide 14 - Quiz

Ik weet nu hoe de trappen van vergelijking werken in het Engels
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive