Herhaling hoofdstuk 3 en 4

Herhaling H3 en H4
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H3 en H4

Slide 1 - Diapositive

Geld verdienen en uitgeven in verschillende periodes noemen we ...
A
ruilen over de tijd
B
sparen
C
lenen
D
budgetteren

Slide 2 - Quiz

Een bank heeft € 120 miljoen spaargeld op spaarrekeningen staan. Over dat spaargeld betaalt de bank gemiddeld 2,3% rente per jaar. Het spaargeld leent de bank weer uit aan klanten tegen 6,4% rente per jaar.

Bereken hoeveel de bank per jaar op deze € 120 miljoen verdient.
A
€ 7.680.000
B
€ 2.760.000
C
€ 4.920.000
D
€ 4.680.000

Slide 3 - Quiz

Wietske biedt haar games aan via het internet. Mensen die de games willen kopen betalen via internetbankieren en kunnen daarna met een eenmalige code de gekochte game downloaden.

Om welk onderdeel van de marketingmix gaat het hier?
A
Product
B
Plaats
C
Promotie
D
Prijs

Slide 4 - Quiz

Miranda verdiende in 2021 € 31.500 per jaar en in 2022 € 40.600 per jaar.

Met hoeveel procent is haar inkomen veranderd? (Rond af op één decimaal)

Slide 5 - Question ouverte

Wat is geen nadeel van werken als zelfstandig ondernemer?
A
Als je veel beslissingen moet nemen, kan dat stress opleveren.
B
Als je veel beslissingen moet nemen, kun je je eigen werkzaamheden bepalen.
C
Als je veel beslissingen moet nemen, heb je weinig vrijheid.
D
Als je veel beslissingen moet nemen, kan het in de arm nemen van een adviseur voor een lager inkomen zorgen.

Slide 6 - Quiz

Het letterlijke verschil in getallen/bedragen noemen we een ... verandering

Slide 7 - Question ouverte

Hoe wordt de volgende lening genoemd?

je sluit een contract af met een winkel (of online), waardoor je al wel meteen iets kunt kopen, maar de winkelier pas later betaalt voor je aankoop.

A
Hypothecaire lening
B
Kopen of afbetaling
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 8 - Quiz

Monique verkoopt in totaal 1.000 paar schoenen. De verkoopprijs voor één paar schoenen is € 100, de inkoopprijs voor één paar schoenen is € 50. De bedrijfskosten van de onderneming bedragen € 4.000

Bereken de nettowinstmarge.
A
96%
B
72%
C
50%
D
46%

Slide 9 - Quiz

Welke bewering is juist of onjuist?

I. Door inflatie stijgt de koopkracht van het spaargeld.
II. Voor het kopen van een auto kun je een hypothecaire lening afsluiten. De auto is daarbij het onderpand.
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
D
Bewering 1 is onjuist en bewering 2 is juist

Slide 10 - Quiz

Anneke heeft een persoonlijke lening van € 4.000 afgesloten. Ze betaalt 48 maanden lang € 104,56 per maand.

Hoeveel rente heeft ze in totaal betaald na 48 maanden?
A
€ 1019,88
B
€ 1018,88
C
€ 1017,88
D
€ 1016,88

Slide 11 - Quiz

Natasja is bezig een SWOT-analyse op te stellen voor haar schoonheidssalon.

‘De concurrent heeft vorige maand zijn prijzen verhoogd’ valt in deze analyse onder ...
A
sterktes
B
zwaktes
C
kansen
D
bedreigingen

Slide 12 - Quiz

Albert Heijn kondigde, tijdens een ‘prijzenoorlog’ bij de supermarkten, een prijsverlaging van zijn producten aan. Later constateerde Albert Heijn dat, ondanks de lagere prijzen, de omzet gelijk was gebleven aan het voorgaande jaar.

De afzet van Albert Heijn is in deze periode:
A
gedaald
B
gelijk gebleven
C
gestegen

Slide 13 - Quiz

Van een bedrijf dat voetballen produceert zijn de volgende gegevens bekend:
- Afzet: 34.000
- Omzet: € 314.500
- Inkoopprijs: € 6
- Nettowinst: € 40.000

Bereken de bedrijfskosten.
A
€ 20.400
B
€ 70.500
C
€ 104.600
D
€ 136.400

Slide 14 - Quiz

Een autogarage heeft 8 personeelsleden in dienst. Zij rijden, zakelijk en privé, in auto’s met het logo van de autogarage erop.

Deze actie valt in de marketingmix onder:
A
plaats
B
prijs
C
product
D
promotie

Slide 15 - Quiz

De SWOT-analyse ...
A
zijn de activiteiten die de verkoop bevorderen
B
geeft de marketingmix van een bedrijf weer.
C
geeft de ondernemer inzicht in de sterke en zwakke punten van zijn bedrijf en welke kansen en bedreigingen er zijn in de markt.
D
geeft de ondernemer inzicht in de financiën van zijn bedrijf.

Slide 16 - Quiz

Ewout heeft een oom genaamd Gerard. Gerard is zzp’er van beroep. Gerard kan een partij fabriekshorloges kopen voor € 10 per stuk. Hij moet dan wel 1.000 horloges afnemen. Hij wil de horloges in maart verkopen en wil een brutowinst behalen van 150% van de inkoopprijs.

Hoe hoog is de prijs die Gerard voor de horloges vraagt?
A
€ 35
B
€ 30
C
€ 25
D
€ 20

Slide 17 - Quiz