les 2

Herhaling en overdrijving
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling en overdrijving

Slide 1 - Diapositive

Welke leesstrategieen hebben we in les 1 geleerd?

Slide 2 - Question ouverte

3 leesstrategieën
1.  Globaal lezen

2. Zoekend lezen

3. Nauwkeurig lezen

Slide 3 - Diapositive

Welke onderdelen horen bij globaal lezen?
A
Als je snel wilt weten waar een tekst over gaat.
B
Lezen van de hele tekst
C
Lees de titel, inleiding, plaatjes en tussenkopjes.
D
Lezen van de eerste en de laatste zin van elke alinea.

Slide 4 - Quiz

Welke onderdelen horen bij zoekend lezen
A
Je wilt iets meer weten over een onderwerp
B
Je zoekt naar een antwoord op een vraag
C
Je bekijkt de inhoudsopgave
D
Je leest de tekst heel goed zodat je het antwoord vindt.

Slide 5 - Quiz

Welke onderdelen horen bij nauwkeurig lezen?
A
Je leest de tekst helemaal
B
De informatie die je leest kun je gebruiken voor een samenvatting
C
Je zoekt in de tekst naar het antwoord
D
Je bekijkt de afbeelding goed, zodat je weet waar de tekst over gaat.

Slide 6 - Quiz




LESDOEL:
Je leert wat herhaling en overdrijving is
en hoe een schrijver die kan gebruiken.

Slide 7 - Diapositive

Welke van de 2 zinnen vind je sterker klinken?
A
Ik ben moe.
B
Ik kan niet meer.

Slide 8 - Quiz

Welke van de 2 zinnen vind je sterker klinken?
A
Ik voel me onder druk gezet.
B
Ik voel de hete adem in mijn nek.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Is er in de onderstaande zin sprake van een herhaling of een overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 16 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder.
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 17 - Quiz

Zelfstandig werken
Opdracht 1 t/m 10, blz. 8 en 9

Klaar?

Slide 18 - Diapositive

Is er in de onderstaande zin sprake van herhaling of overdrijving?

Ik sta hier al eeuwen te wachten.
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 19 - Quiz

Is er in de onderstaande zin sprake van een herhaling of een overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 20 - Quiz

Waarom gebruikt een schrijver herhaling en overdrijving in zijn teksten?

Slide 21 - Question ouverte




LESDOEL:
Je leert wat herhaling en overdrijving is
en hoe een schrijver die kan gebruiken.

Slide 22 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 23 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 24 - Question ouverte

Nabespreking

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk
Woensdag 13 september - 3e uur

Maken. Opdracht 1 t/m 10, blz. 8 + 9



Slide 26 - Diapositive