bouw, groei, ontwikkeling en transport in planten

Vormt de buitenzijde van een plant en beschermt tegen waterverlies en infecties.
A
Vaatweefsel
B
Dekweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vormt de buitenzijde van een plant en beschermt tegen waterverlies en infecties.
A
Vaatweefsel
B
Dekweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel

Slide 1 - Quiz

Komt in alle organen voor en bestaat voornamelijk uit transportvaten (hout- en bastvaten)
A
Dekweefsel
B
Vaatweefsel
C
Vulweefsel
D
Grondweefsel

Slide 2 - Quiz

Houtvaten liggen in jaarringen
A
Kruidachtige stengels
B
Houtachtige stengels
C
Zowel kruidachtige als houtachtige stengels
D
Houtvaten liggen nooit in jaarringen

Slide 3 - Quiz

In kruidachtige stengels liggen de vaten bij elkaar in vaatbundels
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

welke proces of kracht hoort NIET bij de stijgende sapstroom door houtvaten
A
adhesie & cohesie
B
fotosynthese
C
verdamping
D
worteldruk

Slide 5 - Quiz

druppelen van planten doet zich voor onder de volgende omstandigheid
A
's ochtends bij een lage luchtvochtigheid
B
's ochtends bij een hoge luchtvochtigheid
C
's avonds bij een lage luchtvochtigheid
D
midden op de dag bij een hoge luchtvochtigheid

Slide 6 - Quiz

Houtvaten zorgen voor vervoer
A
van wortel naar boven
B
vanuit blad naar wortel
C
vanuit blad naar bloem
D
zowel omhoog als omlaag in plant

Slide 7 - Quiz

Waardoor kunnen wortels veel water opnemen?
A
cellen hebben veel 'zuigkracht'
B
wortelharen zorgen voor oppervlakvergroting
C
omdat ze diep in de grond zitten

Slide 8 - Quiz

Waardoor ontstaat 'worteldruk'?
A
Doordat de houtvaten een klein volume hebben
B
door osmose in endodermiscellen
C
door verdamping in blad
D
door osmose in bastvaten

Slide 9 - Quiz

Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeld van een orgaan van een zaadplant is:
A
blad
B
nerf
C
vrucht
D
wortelhaar

Slide 11 - Quiz

een wortelhaar is ...
A
een soort epidermiscel tegen waterverlies
B
een voortzetting van een houtvat
C
een soort epidermiscel voor opname van mineralen
D
een voortzetting van een bastvat

Slide 12 - Quiz

schors behoort tot het volgende type weefsel
A
deelweefsel
B
dekweefsel
C
vaatweefsel
D
vulweefsel

Slide 13 - Quiz

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 14 - Quiz

wat is het verschil tussen differentiatie en specialisatie van een cel?
A
differentiatie gaat over de vorm en specialisatie over de functie
B
specialisatie gaat over de vorm en differentiatie over de functie
C
differentiatie vindt plaats na specialisatie
D
specialisatie vindt plaats na differentiatie

Slide 15 - Quiz


A
hout
B
bast
C
xyleem
D
floeem

Slide 16 - Quiz


A
houtvaten in stengel
B
houtvaten in wortel
C
bastvaten in stengel
D
bastvaten in wortel

Slide 17 - Quiz

welke bewering is waar?
A
houtvaten bevatten celkernen
B
de secundaire celwanden bevatten lignine
C
bastvaten bevatten geen dwarsverbanden
D
bastvaten bevatten celkernen

Slide 18 - Quiz

welke bewering is waar?
A
uit cambium ontstaan meer houtcellen dan bastcellen
B
cambium zorgt voor primaire diktegroei
C
bastvaten zitten in de kern , houtvaten dicht bij de bast van de boom
D
hoe verder van de kern van de stam, des te ouder het hout

Slide 19 - Quiz

Wanneer zijn de huidmondjes open?
A
Bij watertekort
B
Bij droogte
C
In de nacht
D
Bij regen

Slide 20 - Quiz

Wat is geen functie van de huidmondjes?
A
Opname van waterdamp
B
Afgifte van waterdamp
C
Opname van koolstofdioxide
D
Afgifte van zuurstof

Slide 21 - Quiz

Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater

Slide 22 - Quiz

Een watermolecuul uit de bodem wordt gebruikt bij de fotosynthese in het blad. Hoe vaak is dit molecuul minimaal door een celmembraan heen gegaan?
A
Minimaal 1 keer
B
Minimaal 2 keer
C
Minimaal 3 keer
D
Minimaal 4 keer

Slide 23 - Quiz