H3 29-9-2021, der Wetterbericht

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Willkommen beim Unterricht

Regeln in der Klasse

• Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
• Geen mobiele telefoon
• Respect voor elkaar, niet schelden 
• Altijd laptop meenemen
• Tas, naast jou op de grond
• Geen voeten op stoelen of tafels

Was lernt ihr heute?

Je kunt in het Duits iets vertellen over het weer.

Je kent de maanden en jaargetijden in het Duits.

Wie machen wir das?

Der Wetterbericht

Die Monate

herhaling werkwoord sein, haben

uitbreiding verleden tijd van sein, haben

www.zdf.de

Wat is er gebeurt in het dorp van Zoe?

das Wetter

Je ziet zo een plaatje met het weerbericht voor zaterdag, zondag en maandag.

Bespreek met je buur in het Duits, welk weer het wordt.

Gebruik de woordenlijst op bladzijde 48.

Omschrijf het weerbericht

Samstag wird es regnen in...?

1. in der Nähe von Kassel
2. in der Nähe von Kiel
3. Am Alpenrand
4. In Berlin

Der Wetterbericht

Welches Wetter gibt es am Sonntag in Berlin?

1. Sonne mit Wolken
2. sonnig, heiter
3. Regen
4. Gewitter

Der Wetterbericht

Am Montag gibt es Gewitter in...?

1. Bonn und Kassel
2. Berlin und München
3. Kiel und Hamburg
4. Saarbrücken und Stuttgart

Die Jahreszeiten

In welcher Jahreszeit sind die nächsten Ferien

Die Jahreszeiten

Mache mit deinem Partner/in übung 5b, Seite 16

maak oefening 5b, gebruik de woordenlijst op bladzijde 48.

sein, haben

pers. vnw.	sein	waren	haben	hatten
ich	bin	war	habe	hatte
du	bist	warst	hast	hattest
er/sie/es/man	ist	war	hat	hatte
wir	sind	waren	haben	hatten
ihr	seid	wart	habt	hattet
sie	sind	waren	haben	hatten
Sie	sind	waren	haben	hatten

Oefening 17

Maak oefening 17 op bladzijde 27

Heb je een vraag, steek je hand op!

Welk antwoord geeft de juiste vervoegingen van "haben" in de verleden tijd.

1. hatte, hattest, hatte, haben, hattet, haben, haben
2. habe, hattest, hatte, hatten, hattet, hatten, hatten
3. hatte, hattest, hatte, hatten, hattet, hatten, hatten
4. hatte, hast, hat, hatten, hattet, hatten, hatten

Welk antwoord geeft de juiste vervoegingen van sein?

1. bin, ist, bist, sind, seid, sind, sind
2. bin, bist, ist, seid, sind, sind, sind
3. bin, sind, bist, ist, seid, sind, sind,
4. bin, bist, ist, sind, seid, sind, sind

das Verb "werden"

worden

zullen

werden

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

werde

wird

wirst

werden

werdet

werden

werden heeft in het Nederlands 2 betekenissen, welke?

1. zijn, worden
2. worden, zullen
3. worden, hebben
4. zijn, hebben

Afsluiting

Habt ihr noch Fragen?

Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

Bis zum nächsten Mal