Oefenopdrachten J&O hoofdstuk 1 t/m 4

Oefenopdrachten
J&O hoofdstuk 1 t/m 4
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenopdrachten
J&O hoofdstuk 1 t/m 4

Slide 1 - Diapositive

Info voor opdracht 1
Jasper en Frank hebben een opdracht gekregen voor economie. De opdracht moet volgende week woensdag gemaakt worden. Ze staan voor de keuze wel of niet voorbereiden. Ze kunnen dit niet met elkaar overleggen.

In onderstaande tabel staat het aantal uren (inclusief voorbereidingstijd) dat Jasper en Frank nodig hebben om de opdracht uit te voeren bij wel of niet voorbereiden.

Slide 2 - Diapositive

Welke getallencombinatie geeft weer dat Frank meelifter is? Licht het antwoord toe.

Slide 3 - Question ouverte

Welke strategie is voor Jasper dominant? Verklaar het antwoord met behulp van de getallen uit de tabel.

Slide 4 - Question ouverte

Is hier sprake van een gevangenendilemma? Verklaar het antwoord

Slide 5 - Question ouverte

Heeft het vaker voorkomen van dit dilemma invloed op de uitkomst? Verklaar het antwoord.

Slide 6 - Question ouverte

Info vraag 2
Op grond van de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW) heeft ieder huishouden met kinderen, ongeacht de hoogte van het inkomen, recht op kinderbijslag voor kinderen onder de 18 jaar. Behalve de kinderbijslag is er ook nog de mogelijkheid om een ‘kindgebonden budget’ aan te vragen, voor specifieke omstandigheden. Bij dit kindgebonden budget wordt er wel gekeken naar de hoogte van het inkomen van de ouders.

In 2015 bedroegen de uitgaven voor de kinderbijslag € 4 miljard. Sommige politici willen de kinderbijslag voor huishoudens met een hoog netto inkomen afschaffen. Met deze maatregel kan de overheid jaarlijks een aanzienlijk bedrag besparen op de uitgaven van de kinderbijslag. 

Slide 7 - Diapositive

Info vraag 2
Bij het afschaffen van de kinderbijslag moeten huishoudens met een netto jaarinkomen lager dan € 40.000 worden ontzien. Om te kunnen bepalen welke invloed het afschaffen van de kinderbijslag heeft, zijn in onderstaande tabel gegevens verzameld die betrekking hebben op het jaar 2015. Het totale aantal huishoudens met kinderen in 2015 bedroeg 1.850.000.

netto jaarinkomen in euro’s aantal huishoudens met kinderen
0 of meer 1.850.000
35.000 of meer 320.000
40.000 of meer 200.000
45.000 of meer 125.000
90.000 of meer 6.000

In 2015 is het bedrag van de kinderbijslag per kind verhoogd met 2%; de gemiddelde prijsstijging ten opzichte van 2010 bedroeg 1,2% per jaar.

Slide 8 - Diapositive

Noem de zin waaruit blijkt dat het kindgebonden budget inkomensafhankelijk is.

Slide 9 - Question ouverte

Bereken welk jaarbedrag een huishouden met kinderen in 2015 gemiddeld aan kinderbijslag ontvangt.

Slide 10 - Question ouverte

Noem twee redenen waarom dit gemiddelde bedrag weinig zegt over wat een gezin werkelijk ontvangt.

Slide 11 - Question ouverte

Bereken het aantal huishoudens met kinderen met een netto jaarinkomen lager dan € 40.000.

Slide 12 - Question ouverte

Wordt de inkomensverdeling over huishoudens genivelleerd of gedenivelleerd door het afschaffen van de kinderbijslag voor huishoudens boven € 40.000? Verklaar het antwoord.

Slide 13 - Question ouverte

Info opdracht 3
Nederland kent een progressief stelsel voor de heffing van de inkomstenbelasting.
In de tabel hieronder zie je de verschillende inkomensschijven met de daarbij behorende heffingspercentages. Deze worden toegepast op het belastbaar inkomen.

 inkomensgrenzen (€) tarief
eerste schijf 0 t/m 25.000 30%
tweede schijf 25.000 t/m 50.000 40%
derde schijf meer dan 50.000 50%

Slide 14 - Diapositive

Beschrijf wat progressieve belastingen zijn.

Slide 15 - Question ouverte

Vaak is het belastbaar inkomen niet gelijk aan het bruto-inkomen.

Waaruit bestaat het verschil tussen het belastbaar inkomen en het bruto- inkomen?

Slide 16 - Question ouverte


Ons belastingstelsel kent ook een heffingskorting, een korting op het te betalen belastingbedrag. Stel dat deze heffingskorting € 3.000 is voor persoon A.
Persoon A heeft een belastbaar inkomen van € 62.000 en geen aftrekposten.
Bereken het netto-inkomen van persoon A met behulp van de infosheet

Slide 17 - Question ouverte

In de figuur is een lorenzcurve getekend van vier even grote groepen met een gezamenlijke omvang van 1000 personen. Het gemiddelde inkomen bedraagt € 25.000.

Slide 18 - Diapositive


Wat kan geconcludeerd worden als de lorenzcurve zou samenvallen met de stippellijn? Kies één van de onderstaande antwoorden:
• dat iedereen een even hoog bedrag besteedt.
• dat iedereen een even hoog inkomen heeft.
• dat iedereen een even hoog bedrag spaart.

Slide 19 - Question ouverte

Bereken het gemiddelde inkomen van de minst verdienende helft van de personen.

Slide 20 - Question ouverte

Stel dat alle inkomens met € 1.000 zouden toenemen.

Zal de lorenzcurve dan dichter bij de stippellijn komen te liggen, verder van de stippellijn af, of zou de lorenzcurve niet veranderen? Verklaar het antwoord.

Slide 21 - Question ouverte