Paragraaf 3,4 Part 3

welcome!
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

welcome!

Slide 1 - Diapositive

Used to
Je gebruikt used to + het hele werkwoord voor dingen die vroeger zo waren, maar nu niet meer zo zijn.
Let op: de -d aan het eind van used verdwijnt in vragende en ontkennende zinnen!

Slide 2 - Diapositive

Politicians ............................. cigars in parliament. (roken)

Slide 3 - Question ouverte

Goals
At the end of this lesson...
  • I know how to use 'some and any'

Slide 4 - Diapositive

planning


  • Recap
  • Uitleg Some & Any

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

SOME / ANY 
SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
  • Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
  • Every day I buy some sweets in the canteen.
  • Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
  • My brother can't eat any nuts, he's allergic.



Meervoud! 

Slide 7 - Diapositive

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 8 - Diapositive

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 9 - Diapositive

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 10 - Quiz

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 11 - Quiz

There is ... fruit, but there isn't ... bread.
A
some, some
B
some, any
C
any, some
D
any, any

Slide 12 - Quiz

I need ... apples, but I don't need ... pears.
A
any... any
B
some... some
C
any... some
D
some... any

Slide 13 - Quiz

In conclusion...
  1. We use a/ an with singular nouns.
  2. We use some with plural nouns in affirmative sentences.
  3. We use any with plural nouns in negative sentences and in questions.

Slide 14 - Diapositive

some, any, something, anything, etc.. 
some:
(+) I have something to tell you.
(?) (je weet het antwoord al) 
I see you have crisps. Can I have some crisps?
any:
(-) I lost my keys. I can't find them anywhere!
(?) (je weet het antwoord niet)
Can I help you with anything?

Slide 15 - Diapositive