Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 7
Hoe groot is de wereld?
Omtrek: 40.075km
Oppervlakte: 510 miljoen km2
Slide 1 - Diapositive
Wat is je favoriete vakantieland?
Slide 2 - Question ouverte
Bedenk eens wat je de afgelopen week allemaal gegeten hebt. Zat daar iets bij dat uit een ander land dan Nederland komt?
Ja, ik heb iets uit een ander land dan Nederland gegeten
Nee, ik heb alleen maar Nederlandse dingen gegeten
Slide 3 - Sondage
Vandaag
Aan het eind van de les kan je
- uitleggen waarom we producten exporteren en importeren.
- wat het verschil is tussen een open en gesloten economie.
Slide 4 - Diapositive
Import
is als je goederen en/of diensten uit het buitenland koopt.
Buitenland Nederland
Slide 5 - Diapositive
Je telefoon wordt in het buitenland gemaakt. Waarom word je telefoon in het buitenland gemaakt?
timer
1:00
Slide 6 - Question ouverte
Producten worden geïmporteerd omdat:
die in andere landen goedkoper worden gemaakt
die producten een betere kwaliteit hebben
bepaalde grondstoffen in ons land niet in de bodem voorkomen
het Nederlandse klimaat niet geschikt is om bepaalde landbouwproducten hier te laten groeien
omdat we meer keuze uit producten willen hebben
Slide 7 - Diapositive
Export
is als je goederen en/of diensten aan het buitenland verkoopt.
Nederland Buitenland
Slide 8 - Diapositive
timer
1:00
Wat exporteert Nederland? (Google)
Slide 9 - Carte mentale
Goederen
Machines
Aardgas
Agrarische producten
Diensten
Kennis
Watermangement
Slide 10 - Diapositive
Open economie
Veel handel met het buitenland
Geef een voorbeeld van een land met een open economie.
Gesloten economie
Weinig handel met het buitenland
Geef een voorbeeld van een land met een gesloten economie.
Slide 11 - Diapositive
Kan ik in China zomaar met euro's betalen?
Ja
Nee
Slide 12 - Sondage
Vreemd geld (vreemde valuta)
Geld in een land dat geen euro heeft noemen we: Vreemd geld (of vreemde valuta)
Slide 13 - Diapositive
Pesos
Yen
Roebels
Dollars
Slide 14 - Question de remorquage
Als je naar het Verenigd Koninkrijk gaat moet je je euro's omwisselen voor ponden.
Slide 15 - Diapositive
In mei kon je voor 1 euro 0,78 pond kopen. In september kan je voor 1 euro 0,84 pond kopen. De euro is dus meer waard geworden en de pond minder waard. Ik kan met dezelfde euro meer kopen in het VK.
Slide 16 - Diapositive
Als de waarde van de Britse pond daalt wordt het voor ons ........ om producten te kopen uit het VK
A
goedkoper
B
duurder
Slide 17 - Quiz
Als de waarde van de Britse pond daalt, wordt het voor een Engelsman ..... om producten uit Nederland te kopen.