b1f week 5 les 1 lezen

week 5
leesvaardigheid klas 1
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

week 5
leesvaardigheid klas 1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

leesvaardigheid 
leesdoel
tekstdoelen
tekstsoorten en tekstvormen
publiek

Slide 4 - Diapositive

leesdoel
als lezer kun je verschillende redenen/doelen hebben om iets te lezen​





*je wil informatie opzoeken over een woord dat je niet kent​

*je zit in een groepsapp of je moeder appt je​

*je wil weten welke telefoon je moet kopen​

*je wil weten hoe laat de trein vertrekt​

*omdat een artikel of stripje je grappig lijkt​

*je wil een boek uitkiezen om te lezen voor school​

*je bent benieuwd naar het verhaal in het boek
*je wil weten of je mascara is getest op dieren

Slide 5 - Diapositive

Met welk doel heb jij vandaag teksten gelezen?

Slide 6 - Carte mentale

tekstdoel
Een schrijver kent de verschillende redenen/doelen die mensen hebben om te lezen 
en past daar zijn tekst op aan. 

Hij schrijft een tekst met één van de onderstaande 5 tekstdoelen in gedachten:​





*informeren​

*amuseren​

*uitleg geven​

*overtuigen​

*overhalen

Slide 7 - Diapositive

informeren
  • Je leest feiten.
  • Er staat geen mening in.
  • Bijvoorbeeld: krantenbericht, schoolboek of een handleiding.

Slide 8 - Diapositive

amuseren
  • Teksten die geschreven zijn ter vermaak, voor je plezier dus. Bijvoorbeeld om te ontspannen.
  • Bijvoorbeeld: strip, verhaal, mop.

Slide 9 - Diapositive

uitleg geven
  • Een tekst die geschreven is om iets uit te leggen.
  • Bijvoorbeeld: recept, stappenplan hoe je een kast van Ikea in elkaar moet zetten.

Slide 10 - Diapositive

overtuigen
  • Je leest de mening van de schrijver.
  • Bijvoorbeeld: recensie, betoog, ingezonden brief in een krant.

Slide 11 - Diapositive

overhalen
  • Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan.
  • Bijvoorbeeld: advertentie, filmposter, verkiezingsaffiche.

Slide 12 - Diapositive