2.b van spreektaal naar schrijftaal

2.b van spreektaal naar schrijftaal 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

2.b van spreektaal naar schrijftaal 

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Komende periode

-Biografie
5 min

5 min
-Laboratorium
5 min
-Werkelijkheid
5 min
-Spreek- en schrijftaal

-Zelfstandig oefenen

5 min

40 min

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat er onder fictie en non-fictie wordt verstaan;
  • Je kan fictie en non-fictie van elkaar onderscheiden;
  • Je kan uitleggen hoe fictie en non-fictie zich verhouden tot de werkelijkheid;
  • Je kan een scène ontwerpen waarin twee personages worstelen met een realistisch probleem. 

Slide 3 - Diapositive

Komende periode

Slide 4 - Diapositive

Wat is fictie en wat is non-fictie?

Slide 5 - Carte mentale

Romans zijn altijd een beetje waargebeurd
blz 32-33
Fictie --> boeken die door een schrijver zijn verzonnen.
Non-fictie --> boeken gebaseerd op feiten.
Biografie --> eigen geschreven levensverhaal. 
Autobiografie --> een biografie geschreven over iemand anders' leven. 

Slide 6 - Diapositive

Wat is fictie en wat is non-fictie?

Slide 7 - Carte mentale

Wat is verschil tussen een biografie en een autobiografie?

Slide 8 - Carte mentale

Welk stopwoordje vind jij vervelend om te horen?

Slide 9 - Carte mentale

Van spreektaal naar schrijftaal

Slide 10 - Diapositive

Spreektaal
Stem
Met behulp van intonatie geef je aan wanneer een zin eindigt en of een zin een vraag of uitroep is.
Direct, recht voor zijn raap
Wil je vis, vlees of vega?
Regionale woorden, sociolect
Hullie hebben kapot veel doekoe.
Stopwoorden en tussenwerpsels
Uh, eigenlijk, zeg maar, zo van
Uitspraak afgeraffeld, samentrekkingen, afkortingen
goeiemorge, Appie, ff, ouwe, da's, LOL
Zinnen niet grammaticaal correct
Toen zijn we samen zijn we een ijsje gaan eten. 

Slide 11 - Diapositive

Schrijftaal
Interpunctie
Punten, vraagtekens, uitroeptekens.
Indirect, aangekleed
We horen graag of je een voorkeur hebt voor vis, vlees of vegetarisch. 
Standaardnederlands
Zij hebben heel veel geld.
Geen stopwoorden of tussenwerpsels
X
Uitspraak "zoals het hoort", geen samentrekkingen en afkortingen
Goedemorgen, Albert Heijn, even, oude, dat is, dat vind ik grappig.
Zinnen grammaticaal correct.
Toen zijn we samen een ijsje gaan eten. 

Slide 12 - Diapositive

Toepassing
Hoe komt het dat in spreektaal zinnen niet altijd goed lopen?

Is het erg dat zinnen niet altijd goed lopen in spreektaal? Leg uit. 

Slide 13 - Diapositive

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: hoofstuk 2 paragraaf A romans zijn altijd een beetje waargebeurd, opdracht 6-8.
VWO: hoofstuk 2 paragraaf A romans zijn altijd een beetje waargebeurd, opdracht 7-9. 
HAVO: hoofdstuk 2 paragraaf B van spreektaal naar schrijftaal, opdracht 5, 7, 8 en 11.
VWO: hoofdstuk 2 paragraaf B van spreektaal naar schrijftaal, opdracht 4, 5, 7 en 8. 
Hoe?
HAVO: oefenboek blz 26-30.
VWO: oefenboek blz 28-32.
Handboek blz 32-22.
Handboek blz 72-73.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:45
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Zie studiewijzer volgende week.

Slide 14 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat de belangrijkste verschillen zijn tussen spreek- en schrijftaal.

Je kan aangeven of iets spreek- of schrijftaal is en welke keuzes in taalgebruik passend zijn bij de situatie.
Je kan zinnen correct (her)formuleren en daarbij keuzes maken in taalgebruik.

Je kan zelf een tekst schrijven in passende spreek- of schrijftaal. 

Slide 15 - Question de remorquage