Spelling - Persoonsvorm tt & vt
1 / 31
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Slide 6 - Diapositive
Persoonsvorm tt. Vul het juiste woord in.
Dat huis vin_ ik mooi.
Dat huis vin_ ik mooi.
Slide 7 - Question ouverte
Persoonsvorm tt. Vul het juiste werkwoord in.
Wor_ je buurman echt zo gauw boos?
Wor_ je buurman echt zo gauw boos?
Slide 8 - Question ouverte
Persoonsvorm tt. Vul het juiste woord in.
Als je binnenkomt, wor_ je direct gevraagd een formulier in te vullen
Als je binnenkomt, wor_ je direct gevraagd een formulier in te vullen
Slide 9 - Question ouverte
Persoonsvorm tt. Vul het juiste woord in.
Hij verbeel_ zich dat hij alles weet.
Hij verbeel_ zich dat hij alles weet.
Slide 10 - Question ouverte
Persoonsvorm tt. Vul het juiste woord in.
Het vliegtuig lan_ morgen.
Het vliegtuig lan_ morgen.
Slide 11 - Question ouverte
Persoonsvorm vt. Vul het juiste antwoord in.
Nigel von_ een gouden ring.
Nigel von_ een gouden ring.
Slide 12 - Question ouverte
Persoonsvorm vt. Vul het juiste antwoord in.
U beantwoor_ tot nu toe onze vragen niet.
U beantwoor_ tot nu toe onze vragen niet.
Slide 13 - Question ouverte
Persoonsvorm vt. Vul het juiste antwoord in.
Na een ernstig ongeluk belan_ de heer Van der Stappen in het ziekenhuis.
Na een ernstig ongeluk belan_ de heer Van der Stappen in het ziekenhuis.
Slide 14 - Question ouverte
Persoonsvorm vt. Vul het juiste antwoord in.
De jongens verhui_ naar een andere stad
De jongens verhui_ naar een andere stad
Slide 15 - Question ouverte
Persoonsvorm vt. Vul het juiste antwoord in.
De voetballer mis_ gisteren ieder kans.
De voetballer mis_ gisteren ieder kans.
Slide 16 - Question ouverte
persoonsvorm tt en vt. Vul de juiste antwoorden in.
Dat kos_e hem wel erg veel moeite.
Dat kos_e hem wel erg veel moeite.
Slide 17 - Question ouverte
persoonsvorm tt en vt. Vul de juiste antwoorden in.
Zijn ouders verhuis_en toen hij twee jaar was.
Zijn ouders verhuis_en toen hij twee jaar was.
Slide 18 - Question ouverte
persoonsvorm tt en vt. Vul de juiste antwoorden in.
Behandel_ u deze som nog een keer?
Behandel_ u deze som nog een keer?
Slide 19 - Question ouverte
persoonsvorm tt en vt. Vul de juiste antwoorden in.
Veel wor_ er niet van ons verwacht.
Veel wor_ er niet van ons verwacht.
Slide 20 - Question ouverte
persoonsvorm tt en vt. Vul de juiste antwoorden in.
Beklee_ je oom echt zo'n hoge functie?
Beklee_ je oom echt zo'n hoge functie?
Slide 21 - Question ouverte
Voltooid deelwoord. Vul de juiste antwoorden in.
Tijdens de vakantie ben ik een keer in het bos verdwaal_
Tijdens de vakantie ben ik een keer in het bos verdwaal_
Slide 22 - Question ouverte
Voltooid deelwoord. Vul de juiste antwoorden in.
Gelukkig was je goed verzeker_
Gelukkig was je goed verzeker_
Slide 23 - Question ouverte
Voltooid deelwoord. Vul de juiste antwoorden in.
Ik hoop dat jij hem van mijn gelijk overtuig_
Ik hoop dat jij hem van mijn gelijk overtuig_
Slide 24 - Question ouverte
Voltooid deelwoord. Vul de juiste antwoorden in.
Het is jammer dat mijn baas het personeel niet vertrouw_
Het is jammer dat mijn baas het personeel niet vertrouw_
Slide 25 - Question ouverte
Voltooid deelwoord. Vul de juiste antwoorden in.
Door die val heeft Raymond zijn been geschaaf_
Door die val heeft Raymond zijn been geschaaf_
Slide 26 - Question ouverte
Alles door elkaar. Vul het juiste antwoord in.
Deze leraar vindt dat hij er te weinig tijd aan bestee_
Deze leraar vindt dat hij er te weinig tijd aan bestee_
Slide 27 - Question ouverte
Alles door elkaar. Vul het juiste antwoord in.
Ik weet dat hij zijn goederen zorgvuldig bewaar_
Ik weet dat hij zijn goederen zorgvuldig bewaar_
Slide 28 - Question ouverte
Alles door elkaar. Vul het juiste antwoord in.
De chef verboo_ mijn broer vrij te nemen.
De chef verboo_ mijn broer vrij te nemen.
Slide 29 - Question ouverte
Alles door elkaar. Vul het juiste antwoord in.
Ik bie_ u mijn verontschuldiging aan.
Ik bie_ u mijn verontschuldiging aan.
Slide 30 - Question ouverte
Alles door elkaar. Vul het juiste antwoord in.
Hij heeft zijn werk verwaarloos_
Hij heeft zijn werk verwaarloos_
