Opvoedstijlen

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Programma

- Opstart  

- Filmfragment

- Stukje theorie

- Afsluiting 

Opvoedstijlen

Wat heeft de opvoeding
van een persoon voor invloed
op jou als MZ-er?

Welke opvattingen over
opvoeding heb jij?

Autoritaire opvoeding

Deze ouder stelt strakke regels en heeft hoge verwachtingen en eisen van het kind. Een veel gehoorde uitspraak is "ik ben de baas" en "omdat ik het zeg", waarbij weinig uitleg wordt gegeven waarom een regel is opgesteld, behalve "omdat het zo is." 

Er wordt gehoorzaamheid verwacht en het kind wordt niet geacht over grenzen te stappen. 

In plaats van het kind vrij te laten in keuzes, worden veelal de keuzes voorgelegd. Dit kan zijn om de kind te helpen bij het sturen in de juiste richting. 

Autoritatieve opvoeding/democratische

 De ouder stelt regels, maar zal ook uitleg geven van waarom deze regel zo is. Het kind wordt meer vrij gelaten en mag vaker eigen beslissingen nemen. Het kind is echter ook weer niet helemaal vrij zoals bij de permissieve ouder; er worden wel regels gesteld en richtlijnen waarin het kind zich dient te houden.

Permissieve opvoeding/laissez Faire.

 Deze ouder wordt ook wel de meegaande of soepele ouder genoemd. Het is niet dat de ouder geen belangstelling voor het kind heeft, integendeel juist, maar ze geloven in een vrije aanpak. Deze ouder richt zich erg op de keuzes en behoeften van het kind en vraagt weinig in de zin van regels

Verwaarlozende opvoeding

 De verwaarlozende ouder stelt weinig eisen en is weinig responsief, oftewel, kijkt amper naar het kind om. Er wordt weinig aandacht besteedt aan het kind en er worden geen grenzen gesteld. Emoties, gevoelens en gedachten van het kind worden in principe genegeerd; vaak worden enkel alleen de basisbehoefte (eten, drinken, dak boven het hoofd) gegeven

Welke opvoedstijl is er tijdens jou opvoeding toegepast?

1. Autoritair
2. Autoritatief
3. Permissief
4. Verwaarlozende

Welke opvoeding zou jij zelf willen toepassen?

1. Autoritair
2. Autoritatief
3. Permissief
4. Verwaarlosende