Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage
Uitkomst stap 1 x rentepercentage = rentebedrag
Oplossing
3,5 passagiers x 32 = 112 passagiers. 112 passagiers komen uit Meppel
ANTWOORDEN
Percentage berekenen:
aantal : 100 x %
Slide 6 - Diapositive
Sander heeft voor school een nieuw laptop nodig. Hij heeft een MacBook gezien die normaal € 1.600,- kost. Deze is nu te koop voor € 1.280,-.
Vraag: Hoeveel procent korting heeft Sander gekregen?
OPDRACHT
Slide 7 - Diapositive
rente
Sander heeft voor school een nieuw laptop nodig. Hij heeft een MacBook gezien die normaal € 1.600,- kost. Deze is nu te koop voor € 1.280,-.
Stap 1: Welke formule heb ik nodig?
(Nieuw − Oud) / Oud x 100% =
Stap 2: Uitvoeren
(€ 1.280,- − € 1.600,-) / € 1.600,- x 100% = 20 %
Oplossing
Sander kreeg 20% korting op de MacBook.
ANTWOORDEN
Slide 8 - Diapositive
3.5. Een kijkje achter de schermen (KGT)
Slide 9 - Diapositive
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
beschrijven welke welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct.
uitleggen wat een bedrijfskolom is.
uitleggen wat toegevoegde waarde is en hiermee kunnen rekenen.
de weg van een product omschrijven aan de hand van een voorbeeld.
Wat gaan we leren?
Slide 10 - Diapositive
Grondstoffen zijn de ingrediënten die in een product zijn verwerkt. Het wordt gebruikt om iets anders te maken.
Voorbeelden: Olie, gas, erts, steenkool, hout, koffie, graan etc.
Grondstoffen
Slide 11 - Diapositive
Eindproducten zijn producten die klaar zijn voor de verkoop aan de consument.
Voorbeelden: brood, agenda, telefoons, laptops, pennen etc.
Eindproducten
Slide 12 - Diapositive
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.
Vaak bestaat het uit de volgende onderdelen: een bedrijf dat een grondstof produceert ➡️ een handelsbedrijf ➡️een fabriek die een eindproduct maakt ➡️een groothandel die het eindproduct verhandelt ➡️ een winkel die verkoopt aan de consument.
Grondstoffen
Bedrijfskolom
Slide 13 - Diapositive
De toegevoegde waarde is de waarde die bedrijven toevoegen aan een product door productie.
Vraag: De meelfabriek koopt voor € 20, euro graan van de graanboer. Zij maken meel en verkopen dit voor € 50,- aan de broodfabriek. Wat is de toegevoegde waarde?
Antwoord: De toegevoegde waarde van de meelfabriek is: € 50,- min € 20,- = € 30,-.
Grondstoffen
Toegevoegde waarde
Slide 14 - Diapositive
VRAGEN?
Slide 15 - Diapositive
Huiswerk
Lees de theorie
Maak de opdrachten
Kader en GL
Maken opdrachten paragraaf 5
Slide 16 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
Slide 17 - Diapositive
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 88 en 89 individueel!
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6, 8, 10 en 11 op bladzijde 90 en 91.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
timer
15:00
Slide 18 - Diapositive
Gatentekst
Bedrijven maken dingen door 1) _______ te gebruiken. Grondstoffen zijn bijvoorbeeld olie, hout en ijzer.2) _______zijn dingen die klaar zijn om te gebruiken, zoals een auto of een tafel. Bedrijven zijn onderdeel van de 3) _______ en helpen elkaar om dingen te maken. Door grondstoffen te veranderen in eindproducten, voegen bedrijven waarde toe aan de producten. Dit noemen we 4) _______. Toegevoegde waarde is belangrijk omdat het geld oplevert voor bedrijven. De toegevoegde waarde van bedrijven kunnen we uitrekenen.
Vul in in de tekst!
Grondstoffen
Eindproducten
Bedrijfskolom
Toegevoegde waarde
Slide 19 - Diapositive
Gatentekst
Bedrijven maken dingen door GRONDSTOFFEN te gebruiken. Grondstoffen zijn bijvoorbeeld olie, hout en ijzer.EINDPRODUCTENzijn dingen die klaar zijn om te gebruiken, zoals een auto of een tafel. Bedrijven zijn onderdeel van de BEDRIJFSKOLOM en helpen elkaar om dingen te maken. Door grondstoffen te veranderen in eindproducten, voegen bedrijven waarde toe aan de producten. Dit noemen we TOEGEVOEGDE WAARDE. Toegevoegde waarde is belangrijk omdat het geld oplevert voor bedrijven. De toegevoegde waarde van bedrijven kunnen we uitrekenen.
Slide 20 - Diapositive
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 5, 6, 8, 10 en 11van hoofdstuk 3.5 een kijkje achter de schermen op bladzijde 88 t/m en 91.