les 17 - 6.4 `

Plattegrond
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Plattegrond

Slide 1 - Diapositive

Plattegrond

Slide 2 - Diapositive

Welkom
Wat moet je pakken?

Etui
Boek deel 2 blz. 97
Schrift
Rekenmachine





'Startopdracht' 

Opdracht 26 op blz. 87

Slide 3 - Diapositive

Welkom
Wat gaan we vandaag doen?
             
Leerdoel
Uitleg
Opdrachten maken                                       
Leerdoel check
Herhaling



Slide 4 - Diapositive

Aan de slag
Wat?    opdracht 58, 59, 61, 65, 67 op blz. 98
Hoe?    fluisteren
Hulp?   steek je vinger op
Tijd?     ... minuten
Klaar?  nakijken -> laten zien

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel
7. Je kunt een doorsnede tekenen.
8. Je kunt een doorsnede van een balk of een kubus op ware grootte tekenen.


Slide 6 - Diapositive

Doorsnede
Dwarsdoorsnede                                     Lengtedoorsnede

Slide 7 - Diapositive

Kijk of je de maten van de zijden weet.

Slide 8 - Diapositive

Kijk of je de maten van de zijden weet.

BE weet ik niet, dus die gaan we berekenen.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive



?

Slide 12 - Diapositive

16

?

Slide 13 - Diapositive

16
4
?

Slide 14 - Diapositive

d



16 + 4 = 20

16
4
?

Slide 15 - Diapositive

d



16 + 4 = 20

16
4
20

Slide 16 - Diapositive

d



16 + 4 = 20
BE = 
BE = 4,5 cm

16
4
20
20

Slide 17 - Diapositive

BE = 4,5 cm

Slide 18 - Diapositive

BE = 4,5 cm

Slide 19 - Diapositive

BE = 4,5 cm

Slide 20 - Diapositive

BE = 4,5 cm

Slide 21 - Diapositive

Aan de slag
Wat?    opdracht 58, 59, 61, 65, 67 op blz. 98
Hoe?    fluisteren
Hulp?   steek je vinger op
Tijd?     ... minuten
Klaar?  nakijken -> laten zien

Slide 22 - Diapositive

Pak je laptop en ga naar kahoot.

Slide 23 - Diapositive

Een rechthoekige driehoek heeft:
A
Twee rechte hoeken en één stompe hoek.
B
Heeft twee scherpe hoeken en één rechte hoek.
C
Heeft drie rechte hoeken.

Slide 24 - Quiz

Is dit een rechthoekige driehoek?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Is dit een rechthoekige driehoek?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Dit is een rechthoekige driehoek.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Schuine zijde
Rechthoekzijde
Rechthoekzijde

Slide 28 - Question de remorquage

Welke zijn de rechthoekzijden van driehoek PQR ?
A
PQ + QR
B
QR + PR
C
PR + PQ

Slide 29 - Quiz


De Stelling van Pythagoras geldt in .....
A
Alle driehoeken
B
Gelijkzijdige driehoeken
C
Gelijkbenige driehoeken
D
Rechthoekige driehoeken

Slide 30 - Quiz

Maak de stelling van Pythagoras
+
=
Oppervlakte rechthoekzijde 1
Oppervlakte rechthoekzijde 2
Oppervlakte schuine zijde

Slide 31 - Question de remorquage

Schuine zijde
Rechthoekzijde 
Rechthoekzijde 

Slide 32 - Question de remorquage

Waar staat de uitkomst van de schuine zijde in het schema?
A
altijd bovenaan
B
maakt niet uit
C
altijd onderaan

Slide 33 - Quiz

Wat zijn de rechthoekszijden?
A
DE en EF
B
EF en DF
C
DF en DE
D
DE

Slide 34 - Quiz

Welke zijde is de schuine zijde?
A
EF en DF
B
DF
C
EF
D
DE

Slide 35 - Quiz

wat is/zijn hier
de schuine zijde(n)?
A
DF
B
DE
C
EF
D
DF en EF

Slide 36 - Quiz

Wat voor soort driehoeken zijn dit?
A
Gelijkbenige driehoek
B
Gelijkzijdige driehoek
C
Rechthoekige driehoek
D
Gewone driehoek

Slide 37 - Quiz

Welke driehoeken
en zijn rechthoekig?
A
1,2
B
1,2,5
C
3,4
D
2,3,4

Slide 38 - Quiz

Leerdoelcheck
4. Je kunt met een berekening onderzoeken of een driehoek rechthoekig is.

Slide 39 - Diapositive

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?

Slide 40 - Diapositive

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?
0,5   26   26 = 338 cm²
Wat is de oppervlakte van de achterkant?

Slide 41 - Diapositive

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?
0,5   26   26 = 338 cm²
Wat is de oppervlakte van de achterkant?
Ook 338 cm²

Slide 42 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
Wat is de oppervlakte van de onderkant?

Slide 43 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
Wat is de oppervlakte van de onderkant?
26   15 = 390 cm²

Slide 44 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
Wat is de oppervlakte van de zijkant?

Slide 45 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
Wat is de oppervlakte van de zijkant?
15   29 = 435 cm²

Slide 46 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
15   29 = 435 cm²
15   29 = 435 cm²
Wat is de oppervlakte van de prisma?

Slide 47 - Diapositive

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
15   29 = 435 cm²
15   29 = 435 cm²
Wat is de oppervlakte van de prisma?
338 + 338 + 390 + 435 + 435 = 1936 cm²

Slide 48 - Diapositive